[Jhr. Mr. Alexander Carel Gijsbert van Rappard]
RAPPARD (Jhr. Mr. Alexander Carel Gijsbert van) werd in 1789 te Amsterdam geboren, was in 1811 taxateurgeneraal der belastingen in de onderscheidene deelen des rijks, en werd bij dit vak overgeplaatst eerst te Werkhoven en Odijk, daarna te Driebergen en Doorn. Later als ontvanger der belastingen te Utrecht benoemd, werd hij uit de ridderschap der provincie in de Provinciale Staten afgevaardigd, totdat, door de opheffing der ridderschappen als grondwettig bestanddeel der regering, dit zijn mandaat op eervolle wijze eindigde. Hij wist in de moeijelijke omstandigheden, waarin de ontvangers tot de belastingschuldigen staan, deze hunne belangen met die des rijks te vereenigen, genoot de algemeene achting en werd bij zijn overlijden te Utrecht, in Julij 1860, zeer betreurd. Hij behoorde toen tot de weinige overgeblevenen, die in 1813, tijdens de Fransche overheersching, gedwongen werden, als garde d'honneur te dienen, niettegenstaande hij zich tot hoogen prijs, wegens de Fransche conscriptie, had doen vervangen. Dit was echter geheel overeenkomstig de staatkunde van het toenmalig geweld; men had op die wijze twee voor één. De gardes d'honneur van Utrecht maakten een deel uit van eene der eerste detachementen, die naar Metz vertrokken. Dit gaf aanleiding, dat zij van Utrecht naar Beusichem het uitgeleide van een aantal stadgenooten ontvingen. Daar aan den maaltijd nog te zamen vereenigd, nam R.F. Elen Modderman het woord, en riep hen in zulk eene hartroerende taal het afscheid toe, dat alle aanwezigen opstaande, het laatste woord van den spreker met weemoedige geestdrift herhaalden: het Vaderland boven! Van Rappard werd spoedig met een detachement van Metz naar en over den Rijn gezonden. Te Hanau, door ziekte opgehouden, bevond hij zich aldaar, toen die plaats, na den veldslag bij Leipzig, door de Oostenrijksche en Beijersche troepen stormenderhand werd ingenomen. Aan de
tusschenkomst eener Hollandsche aldaar gevestigde familie, had hij het te danken, dat hij niet als