[Justus Raphelengius]
RAPHELENGIUS (Justus), of Joost van Ravelinghen, broeder van den vorige, leerling en peetekind van Lipsius en geleerde. Hij beoefende de Latijnsche poëzy, blijkens zijn Carmen in novam Nonni editionem van Fr. Nansius (Lugd. Bat. Ex offic. Plant. 1589). Men vindt gedichten van hem bij Gruterus, Del. poët. T. IV. p. 2-6, ook onder Symbola, bij zijn grootvader Plantyn uitgegeven, maakte hij drie-regelige versjes. Bij Dousa komt een epigram voor in Justi Raphelengii diligentiam en was op de Leidsche bibliotheek. Hij gaf in 1588 het Cruydboeck van Dodonaeus en beoefende ook de Nederduitsche poëzy, blijkens zijn tabacks-loff en lasteringh.
Zie Burmanni Syll. Epp. P. II. p. 48; J. Dousae, fel. Poëm. p. 176; Peerlkamp, Poëm. Neêrl. p. 131; Cat. Bibl. Publ. Leid. 132, 342, 464; Schotet, Gesch. v.d. Tabak, Koffij en Thee, bl. 123.