[Jacob van Randwijck]
RANDWIJCK (Jacob van), zoon van Frederik Hendrik van Randwijck en Stephania Torck, werd in 1658 geboren, volgde zijn vader nog bij zijn leven in diens bedieningen op, en werd in 1697 burggraaf des Rijks en regter van Nijmegen. In 1702 legde hij, bij de geweldige beroerten, vrijwillig het ambt van burgemeester en raad neêr, en raadde voortdurend tot gematigdheid aan. In 1705 wendde hij, schoon te vergeefs, pogingen aan, om burgemeester Roukens van den dood te redden. In 1702, 1703 en 1709 was hij gedeputeerde te velde, en werd vervolgens afgevaardigd tot den vredehandel te Utrecht. Hij overleed 30 Julij 1730, na gehuwd te zijn geweest 1. met Anna Theodora van Lynden; 2. met Charlotta van Brienen. Zijne zonen werden door Karel VI in den rijks gravenstand verheven, met het zonderlinge bijvoegsel, alsof zij in het vierde lid van graven afkomstig waren, een bijvoegsel, waardoor zij de oudste rijksgraven waren in de Vereenigde Nederlanden.
Zie Wagenaar, Vad. Hist. D. XVII. bl. 137, 427; Kok, Vad. Woord. o.h.w. Roukens; Scheltema, Staatk. Ned.; Ferwerda, Wapenb. Kobus en de Rivecourt.