ten ontslagen en tot in Junij van dat jaar gevangen gehouden te Hoorn. Toen zijne gematigde partij de overhand kreeg en hij in vrijheid was gesteld, onttrok hij zich aan alle openbare betrekkingen, doch voor de 3de maal tot lid benoemd van 't Wetgevend ligchaam, gaf hij eindelijk aan die roeping gehoor en werd onder 't bestuur van Schimmelpenninck lid van den Raad van State en behield die betrekking onder koning Lodewijk, die hem tot kommandeur der Unie-orde en in 1809 tot Directeur-generaal der posterijen en in 1809 tot Gouverneur van O. Friesland benoemd. Na onze inlijving bij Frankrijk, riep men hem naar Parijs als lid van 't Wetgevend ligchaam.
Bij de herstelling van ons volksbestaan, zag hij zich aangesteld als Staatsraad, vereerd met de orde van den Nederl. Leeuw en benoemd tot lid der commissie, belast met het ontwerpen eener grondwet. In haar naam verdedigde hij met kracht en vuur de vrijheid der drukpers en de openbaarheid der beraadslagingen van de Tweede kamer der Staten-Generaal. Hij overleed in 1817 op zijn buitenverblijf Zorgvliet bij 's Hage.
Zie Kobus en de Rivecourt.