[Catharina Questiers]
QUESTIERS (Catharina), dichteres, werd den 21 November 1637 te Amsterdam geboren. Zij was bevriend met de voornaamste dichters van haar tijd, die haar om strijd bewierrookten, onder welke Vondel en Huygens. De eerste noemde haar de tweede Sappho, anderen begroetten haar als Amstelnymph, Muse. Viverius noemde haar ‘jonge dochter, waarin de gheesten van d'overleefde Tesselscha schijnen te leven.’ In 1665 verscheen te Amsterdam een boekske, getiteld: Lauwer-stryd tusschen Catharina Questiers en Cornelia van der Veer. Met eenige Bijdichten aan en van haar geschreven. Het bevat, behalve gedichten van beide vriendinnen, meest alle tot elkanders eer, niets dan lofverzen van hare tijdgenooten. Ook vindt men haar poëzy vóór Blasius. Fidamantskusjes. Amst., 1663, en andere werken; in Klioos Kraam, D. II, bl. 60, 149, 256 en in Bloemkrans van verscheide gedichten, bl. 422, 423, 544. Zij arbeidde ook voor het tooneel en vervaardigde drie tooneelstukken.
Den geheimen Minnaar, blsp., uit het Spaansch van Lope de Vega. Amst., 1655, met pl. 4o. Hoogst zeldzaam.
Casimier, of gedempte Hoogmoet, blsp., uit het Spaansch, van Lope de Vega Carpio. Aldaar, 1656. 4o.
De ondanckbare Fulvius of getrouwe Octavia, blsp. Aldaar, 1665. Alle gespeeld op den Amsterdamschen Schouwburg.
Zij teekende, boetseerde en graveerde en beoefende de zangen speelkunst.
Kramm prijst haar graveerwerk zeer. Men vindt o.a. een plaat van hare hand in Den geheymen minnaar, stout en meesterlijk geëtst. Ook komer in het werk van de koddige Olipodrigo, oft nieuwe Kermiskast, enz., Amst. 1655, 2 dln. in 12o. een aantal zeer geestig, stout en luchtig geëtste prentjes van haar hand voor.
Zij huwde den 11de Mei 1664 Johannes de Hoest.
Vondel en Traudenius vervaardigden gedichten op haar afbeeldsel, dat van de laatste luidt:
‘Hier kan Apollos handt alleen
Dan all de hoofden van het