| |
[Erycius Puteanus]
PUTEANUS (Erycius), of Hendrik van der Putte, werd den 4n November 1574 te Venlo geboren. Zijn vader, Jan van der Putte, was een afstammeling van het aanzienlijk geslacht der Bamelrodes, en burgemeester dier stad: de vader zijner moeder, Geertrui Segers, was Baljuw.
In zijne jeugd wenschte Puteanus zich in den krijgsdienst, waarin zijne voorouders hadden uitgemunt, te begeven, en zocht meer den omgang van soldaten, dan van kinderen van zijn leeftijd. Toen hij tien jaren oud was verloor hij zijne moeder en werd hij te Dordrecht ter Latijnsche schole besteed. Hier genoot hij het onderwijs van Nansius en Vossius, en maakte buitengewone vorderingen. Van Dordrecht vertrok hij naar Keulen, waar hij in het collegie de drie Kruisen, in de rhetorica en in de philosophie door den Jezuït Willem van Arnhem, werd onderwezen. Den 28sten Februarij 1593 bevorderde hem Pater Hinneus Conesius tot doctor in de Vrije Kunsten. Sedert legde hij zich op de wiskunst, muziek en schilderkunst toe, vervolgens te Leuven op de regtsgeleerdheid, waarin hij den 1 Julij 1597 het Baccalaureaat verkreeg. Het was ook te Leuven dat hij Lipsius hoorde, en in diens vriendschap mogt deelen. Na twee ja- | |
| |
ren te Leuven vertoefd te hebben, begaf hij zich naar Italië, en bezocht het eerst Milaan, waar de Gouverneur, Jan Fernandes de Velasco, hem met vele aanzienlijken in kennis bragt, doch Puteanus stelde meer prijs op de kennismaking met uitstekende geleerden, zooals de beide Septalio's, Jan Baptista Sacco, Jan Baptista Selvaggio, de Mercuriali, Aquapendentes, enz. Vooral dong hij naar de vriendschap van Frederik Borromaeus, neef van Karel Borromaeus, en diens opvolger in het bisdom Milaan. Van daar begaf hij zich naar Padua, waar hij zijn intrek nam bij den beroemden Jan Vincent Pinelli en de lessen aan de Universiteit bijwoonde. Zijne verdiensten, en het gerucht dat er van zijn geleerdheid uitging bezorgden hem
een leerstoel in de welsprekendheid te Milaan (1601) en de waardigheid van geschiedschrijver van Philips II. Ook werd hij in 1603 romeinsch burger en patricier met het regt, dat ook zijne nakomelingschap die titels mogt aannemen. Te Milaan verkreeg hij den rang van Doctor in de Regten en daar hij besloten had zich in die stad te vestigen, huwde hij er den 20 Februarij 1604 Maria Magdalena Catherina de la Torre, afstammelinge der oude prinsen van Milaan. Hij bleef echter niet lang aldaar, daar de Aartshertog Albert hem den leerstoel van Lipsius, den 23 Maart 1606 te Leuven gestorven, aanbood. Twee jaren later (1608) werd hij te Bologne beroepen, doch hij sloeg dit beroep af, daar de Aartshertog hem tot zijn geschiedschrijver had benoemd en hem beloofde zijn inkomsten te zullen vermeerderen. Inderdaad, de vorst vermeerderde ze in 1612 tot 200 dukaten en gaf hem in 1614 de survivance van de post van Gouverneur van het kasteel van Leuven, die vijf jaren later, door het overlijden van Joris Reypacker open kwam. Sedert 1619 bewoonde Puteanus dit kasteel, doch ging voort dagelijks in het collegie der Drie talen onderwijs te geven. In dit kasteel bragt hij de Academie, in 1610 door hem gesticht, en Palaestra bonae mentis genoemd, over. In deze Academie oefende zich een keur van jongelingen, onder zijn oog, in de uiterlijke welsprekendheid en gaven hem rekenschap van hunne vorderingen in de letterkunde. Hij noemde het Ara Palladis. Hij overleed den 17 Sept. 1646 en werd naar zijn begeerte in de kapel van den H. Karel Borromaeus in de St. Pieterskerk begraven. Hij vervaardigde zelf zijn grafschrift. Zijn vrouw overleed eerst den 14 Februarij 1663 en werd te Gemblours begraven. Zij had hem 8 zonen en 6 dochters geschonken.
Hij gaf in het licht:
Reliquiae convivii prisci, tum ritus alii et censurae. Mediol. 1598, 4o. Ook met den titel: Genialium Sermonum li- | |
| |
ber. Francof. 1601, 12o. Hanoviae 1602, 12o. in zijne Opera. T. II, 1-108 en in Graevii Antiq. Rom. T. XII, col. 233-280.
Modulata Pallas, sive septem descrimina vocum ad Harmonicae lectionis usum aptata philologo quodam filo. Mediol. 1599, 12o. Ook met den titel: Musathena, seu Notarum heptas, ad Harmonicae lectionis usum. Francof. 1602. 12o. en Oper. T. II, p. 109-197.
Pleias Musica. Venet., 1600, 12o. Ook met den titel: Iter Nonianum, seu Dialogus, qui Musathenae Epitomen comprehendit, ad clar. V. Ludov. Septalium Patricium et medicum Mediol. Francof. 1601. 12o. en in Oper. T. II, p. 108-209.
Περὶ ςίχμης, sive de Interpunctione. Mediol. 1600. 12o. Ook met den titel: De Distinctionibus schediasma, in quo ratio et norma interpungendi, e vetere, nostroque more. (Met eene verhandeling van Justus Lipsius, over hetzelfde onderwerp). Hanoviae, 1602, 12o. en met die van Valerius Andreas, de Orthographio. Edit. IIa, (IIIa) altera parte auctior Lovan, in 24o. Ook met den titel: Facula Distinctionum, ad omnem lectionem et scriptionem necessaria. Ejusdem (Puteani) de eisdem Syntagma, tamquam Epitome, in tertiâ hac editione correctum. Lovanii, 1610. 16o. in Opera. T. II, p. 210-306. Jenae, 1652, 16o. Willebergae, 1671, 16o.
Panegyricus Praesidi, Senatuique Mediolanensi dictus. Mediol. 1601. 12o. Ook met dezen titel Pro titulo Professorio, Gratiarum actio, sive Eloquentiae Auspicia. Ibid 1602. 4o.
Ook achter Erycii Puteani Epistolarum promulsis ad clar. virum Justum Lipsium, Historiographum regium. Item Panegyricus Praesidi senatuique Mediolanensi dictus. Francf., 1601. 12o. Lovanii, 1612. 4o.
Biennii Apologismus, de perfecti Rhetoris officio; sive Eloquentiae Auspicia secunda. Mediol. 1602. 4o.
Epistolarum Fercula secunda. Adjecta Eloquentiae Auspicia secunda. Hanoviae, 1603. 12o. Ook met den titel Epistolarum Atticarum Missus secundi, in centurias tres divisi. Colon. 1617. 12o. Deze brieven vormen het 4de deel der Opera van Putianus.
De Rhetoribus et Scholis palatinis Mediolanensium. Mediol. 1603.
Epidigma Historicum. Comt. 1604.
Pro libertate Litterarum. Mediol. 1604. 12o.
Tesserae amoris. Mediol. 1604. 16o. Ook met den titel Thyrsi Philothesii, sive Amor laconissans. Stili et amoris aculei, in centuriam collecti. Lovan. 1609. 12o. Ook in Oper. T. II, p. 455-511. Ook achter Martyremata Academica. Antv. 1645. p. 153-257.
| |
| |
Methodus litterarum, sive sermonis et rerum lineae, quae ad eruditionem faciunt. Lovan. 1605. 12o.
Pro Raphaële Montorphano, oratiuncula ad Petrum Enriques, comitem Fontanum, Alexandriae statiellorum Felix Mottus (eenige exemplaren hebben Hercules Quinctianus). 1605. 4o.
De facillitate Linguae Graecae. Mediol. 1605. 12o.
Historiae Mediceae Epideigma, sive de vitâ et rebus gestis Joannis Jacobi Medicaei libri duo. Mediol. 1605. 4o. Ook met den titel Historiae Cisalpinae libri duo; res potissimum circa Lacum Larium a Joanne Jacobo Mediceo gestae. Accessit Galeatii Capellae, de Bello Massiano, liber singularis hactenus non editus. Lovan. 1614. 4o. Mediol. 1629. fol. Antv. 1634. 24o. Ook in Thesaurus Antiquit. Italiae van Graevius. T. III. vol. 1157 seqq.
De Erycio nomine Syntagma: nec non de Julii Paridis, de Nominibus, Epitome. Hanon. (en Francof.) 1606. 12o.
De Laconismo syntagma. Mediol. 1606. 12o. Francof. 1606. 12o. Met de Thyrsi Philothesii. Lovan. 1609. 24o. in Opera, T. II, p. 367-449.
De Jurejurando Antiquorum, schediasma; in quo de Puteani Libonis. Annexa sunt seria Phaleucia. Mediol. 1606. 12o., ook in de Antiq. Rom. van Graevius. T. V. Col. 885-900.
Suada Auspicalis, sive orationum selectarum Praemetium cum Epidigmate historico. Hanoviae, 1606. 12o.
De usu fructuque librorum. Mediol. 1606. 12o.
De bibliotheca Ambrosianâ, achter het vorige.
Lipsiomnema anniversarium, S. Justi Lipsii, V.C., Laudatio fudebris, die anniversario habita. Antv. 1607. 4o. Lovan. 1609. 16o. Ook in Lipsii Fama posthuma (uitg. v. 1613, p. 184-204).
Juventutis Belgicae laudatio. Lovan. 1607. fol. Ook in Suada Attica, in 't Nederd. vert. door Jan Schepper.
Comus Commerius, Somnium. Lovanii, 1608. 18o. Verm. onder den titel: Comas, sive Phagesiporia Cimmeria; somnium. Ald. 1608. 18o. Oxonii, 1634. 16o. in het Vlaamsch door Jan Schepper van Gent. In het Fr. Comus, ou le Banquet dissolu des Cimmèriens; songe, ou par une infinité de belles feintes les moeurs depravées de ce siècle, et principalement aux banquets, sont déscrites et condamnées; traduit du Latin d'Erycius Puteanus par Nicolas Peloquin. Paris, 1613. 12o.
De luxu conviviorum Epistola ad C.V. Joannem Hollantium. Lovanii, 1608. 12o.
Hispaniarum Vindiciae tutelares, in duos libros divisae, venisse in haec regna Jacobum Apostolum fideiqui lumen intulisse, adversus cardinalis Baronii, aliorumque opinionem e Bibliotheca Johannis Ferdinandi Velasci, Comitis stabuli
| |
| |
castellae etc. Hispanicè deprompta, ab Erycio Puteano Latinitate donata. Lovanii 1608. 4o.
Epicuri sententiae aliquot aculeatae ex Senecâ. Achter de Thyrsi Philothesii. 1609. p. 5 etc. ed. 1645, pp. 232-237 in Opera, vol. II. p. 512-515.
Consolatio Caecitatis, ad amplissimum virum Guilielmum Oripium (Geldriae) cancellarium. Lovan. 1609. 12o. Ook in T. II. zijner Opera, p. 697-753.
Sclopus Palladis, sive Declamationes duae, quibus deliberatur an uti hoc armorum genere litterarum studiosi debeant, habitae Lovanii in collegio Trilingui Buslidiano. Lovan. 1609. 16o., ook in Casparis Dornavii Amphitheatrum sapientiae Socraticae proseriae. Hanoviae, 1631. fol. T. I, p. 264 seqq.
In Cornelium Tacitum Affectus, sive Praefatio. Lovanii, 1609. 4o.
De Libris et Libellis. Lovan. 1609. 12o.
Palaestra bonae mentis, in honorem principis, splendorem Patriae, usum Juventutis ab Erycio Putiano. Lovanii, anno 1610 instituta et his legibus fundatue. In 4o. - Palaestra bonae mentis, auctoritate serenissimorum Principum in Athenaeo Lovaniensi instituta, in qua ad civilem litteraturam et eloquentiam Juventus ducitur. Lovan., 1611. 4o. - Palaestra bona mentis, Eloquentiae et Sapientiae officina, met de Suada attica.
De Assumptione Virginis Matris, Oratio. Lovan., 1610. 12o., door Philippe de l'Escale in het Fr. vertaald.
Stimulus; Exercistatio ad Litterarum studia. Lovan., 1610. 12o.
De Purificatione Virginis Matris, Oratio Lovanii in aede Sodalitatis habita, postridie Kal. Februar. 1612. Lovan., 1612. 4o. Monaci, 1616. 24o. m. pl.
Philippi Beroaldi Ludus Oratorius de Philosophi, Medici et Oratoris praestantiâ. Item scortatoris, aleatoris et ebrosi foeditas. Editio castigatissima. Lovan., 1612. 8o. Het eerste werkje verscheen afzonderlijk. Bononiae, 1497. 4o. Paris, 1517. 4o., het tweede Bononiae, 1499. 4o. Zij zijn meermalen herdrukt, o.a. met den titel Anti-Categoriae, id est multae accusationes scortatoris, aleatoris et ebrii. Col. ap. Gymnicum. Calvy de la Fontaine zette het over in het Fr. Trois Déclamations, esquelles d'Yvroigne, le Putier, et le Joueur de dez, frères, débattent lequel d'eux trois, comme le plus vicieux, sera privé de la succession de leur père. Invention Latine de Philippe Beroaldi, poursuivie et amplifiée par le traduction. Paris, 1556. 16o. Gilbert d'Amalis zette het in Fransche verzen over, met den titel Procès des trois Frères.
In Isaaci Casauboni ad Frontonem Ducaeum, societatis Jesu Theologum, virum clarissimum, Epistolam, stricturae. Liber prodromus. Lovan., 1612. 4o.
| |
| |
Oratio, viro nobili in luce vivendum esse. Lovanii in Palaestra bonae mentis publiè habitâ a Joanne Humiecki a Rychty Equite Polono. Lovan., 1612.
Democritus, sive de risu. Dissertatio saturnalis. Lov., 1612. 12o. 1614. 4o. Ook in Casp. Dornavii Amphiatrum sapientiae socraticae Joco-seriae. T. I. p. 777 seq.
Cornelii Bredae Errores per Germaniam. Lov., 1612. 4o.
Cryptographia Epistolica achter Epistol. Promulsis. 1612. 4o.
Lucerna Diogenis quae homines ostendit, quà homines sunt. Lovan., 1614.
Historiae Insubricae libri sex, qui irruptiones Barbarorum in Italiam continent. Rerum ab origine gentis ad Ottonem Magnum Imp. Epitome. Lovan., 1614. 12o. Plenis commentariis illustrati. Fax Barbarici temporis. Lovan., 1630. fol. Antv., 1634. 32o. Libri sex, qui irruptiones Barbarorum in Italiam, occasum Imperii et res insubrum continent. Ad haeret Barbarorum Encomium, ad Emin. Principem Franc. Barberinum S.R.E. cardinalem. Oxonii, 1634. 16o. - Er. Put. Historiae Insubricae libri sex... Rerum ab origine gentis ad Othonem Magnum Epitome. Accessere Additiunculae ex libro Andreae Alciati de Formulâ Romani Imperii et Erycii Puteani Chronologia insubrica. Helmstadii, 1669. 4o.
Georgii Ossolinsky de Ossolin, Palatinidis Podiachiae, Monarchia, sive de optimo Reipublicae statu, Oratio Lovanii in Auditorio Trilingui Palaestrae bonae mentis habita. Accedunt duae e multis selectae: I. Historiam Politicae officinam esse; II. Quod Anima in corpore, hic Ethica in Philosophia. Lov., 1614. 4o.
Flores casti, Epithalamium Riquebourg Trigaultianum Davidis Floritii et Joannae Florentiae, viri nobilis, clarissimique, virginis lectissimae, in 1615 zamengesteld en ook in Opera T. II, p. 794-801.
Luci Torri Felicitas Litterarum, sive Scholae et Palaestrae Puteanicae Encomium. Lovan., 1615. 4o.
Suada Attica, sive orationum selectarum Syntagma. Lovanii. Francof. Lugd., 1615. 12o. Lugd. Bat., 1623. 12o. Amst., 1644. 12o.
De Symbolo. Lovan., 1615. 12o.
Ovi Encomium, quo summum et unicum Naturae miraculum describitur. Lovan. 12o. Monaci, 1627. 24o. in Dornavii Amphitheatrum Sapientiae socraticae. T. I, p. 420.
Epistolarum Atticarum Promulsis, in centurias tres distributa. Operum omnium Tomus III. Coloniae, 1616. 12o.
Rufi et Gibberi Perjurium in caussâ Coronario. Een Apologie van Puteanus, wier men valschelijk toeschreef: Isaaci Casauboni Corona Regia, id est Panegyrici cujusdam vere aurei, quem Jacobo I, Magnae Brittanniae Regi, Fidei Defen- | |
| |
sori, delinearat, Fragmenta, ab Euphormione inter schedas Τοῦ μαϰαρίτου inventa, collecta et in lucem edita. Londini. 1615. 12o. Herdrukt door C. Thomasius in zijn Historia Sapientiae et stultitiae. Halae Magdeburg. 1693. 12o.
De Induciis Belgicis Dissertatio politica, hactenus ab Auctore suppressa, sed nunc bono publico in lucem emissa. Adjecta est Justi Lipsii, ob argumenti similitudinem, de Induciis, Epistola, anno Domini. 1617. 4o.
Pietatis Thaumata in Bernardi Bauhusi e Societate Jesu Proteum Parthenicum, unius libri versum, unius versus librum, stellarum numero, sive formis M. XXII variatum. Antv. 1617. fol.
Sanctae Genovefae, Ducis Brabantiae filiae, Iconismus. Lovan., 1618. 4o.
De Annunciatione Virginis Mariae Oratio. Lovanii in aede sodalitatis habita VII Kal. Apulis 1618. 4o. Antv. 1618. 4o.
Ad Urbanum VIII. Pontificem Opt. Max. oratio; Astraea Lovaniensis. Lovan., 1618. 4o.
Martyrematum Academicorum formulae in centuriam collectae; quod novum Epistolarum genus est, virtutis ac doctrinae testimona complectens. L.B. 1618. 12o. Ant. 1645. 12o.
Bruma, chimonopaegnion. Monachii 1619. 16o. fig. It. cum Val. Andreae Notis. Lovanii, 1622. 16o.
De Cometâ anni 1618, novo mundi spectaculo, Paradoxologia. Lovanii, 1619. 16o.
De Officio Judicis. Lovan., 1619. 12o.
Joannis Cuyermanni Disputatio de Magistratibus ex tertio, quarto, quinto, sexto Politicorum Aristotelis. De eâdem Erycii Puteani et Petri Castellani Judicia. Brux., 1619.
Arx Lovaniensis a Principibus lustrata eorum, quae hic dicta et faeta Διηγημὰτιον (Narratiuncula). Lovan., 1619. 16o.
De Stipendio militari apud Romanos syntagma, quo modas ejus, hactenus ignoratus, constituetur. Lovan., 1620. 18o. Colon., 1620. 18o. Ook in de Antiq. Rom. van Graevius. T. X, Col. 1490-1510, gevolgd van Vincentii Contareni de militari Romanorum Stipendio Commentarius. Col. 1513-1525.
Enchiridion Ethicum, ex Aristotelis olim collectum. Lovan., 1620. 12o.
Pecuniae Romanae ratio, facillimo ad nostram calculo revocata in gratiam Juventutis. Lovan., 1620. 18o. Col. 1620. 18o. Achter Claudius Cheffletius, de Numismate antiquo. Lov., 1628. 12o., en in de Antiq. Rom. van Graevius. T. III. p. 1169-1192.
Specilegium in Apulejum. Francof., 1621. 12o.
De Eloquentiae studiis Dissertatio, qua Suadae Francisci Wowerii, Joannis, filii duodecennis, applauditur. Antv., 1622. 4o.
Musarum Ferculum. Carmina ejus selecta complectens. Lovan., 1622. 12o. Met Bruma aan het einde. Colon., 1622. 12o.
| |
| |
Romae Indolis Iconismus; adjunctâ Methodo Litterarum, et Instructione Principis. Lovan., 1622. 16o. De Instructio Principis is slechts een fragment van het Simulacrum politicum.
Phoenix Principum, sive Alberti Pii morientis, vita. Lovan., 1622. 4o. - Le Phoenix des Princes, ou la vie du pieux Prince Albert mourant, dépeinte par l'Epitre d'André Trévise et par la Paraphrase d'Eryce Putean, traduite du Latin par Philippe Chifflet. Deze vertaling vindt men in de Pompa funebris Alberti Pii, Belgarum Principis, a Jacobo Franquart imaginibus expressa. Brux., 1625. gr. fol. oblong.
Bibliotheca sive omnium operum, quae scripsit hactenus, edidit, designavit, Catalogus. Lovan., 1622. 12o.
Urbano VIII, Pontifici Optimo Maximo, E.P. 1625. 4o.
Aenigma Regium, infantiam Populi Romani complectens. 1623. 16o. met pl. van Sadeler. Men vindt dit werkje ook achter Familiae Regum Romanorum e Syntagmate Heroico van Puteanus, p. 25-110.
Unus et Omnis, amoenitas bonae mentis. Adjunctus est Severini Boetii libellus de Unitate et Uno. Lovanii, 1623. 4o.
Epigrammatum fasciculus, quae in morbo effudit, cum insignium virorum imaginibus oculos suos et affectum oblectaret. Edente Fausto, Auctoris filio. 1624. 12o.
Epistol. Atticarum Centuria singularis et nova. Lovan., 1625. 4o.
Olympiades solâ manu, ut vere annis mundi respondent, computatae. Lovan., 1610. 4o. Ook in de Antiq. Graecae van Gronovius. T. IX. col. 1297-1328.
Elementa Basilica, quibus educatio Principis continetur. Lovan., 1626. 4o.
Doctrinae Politicae fontes, ex Aristotelis libro I et II de Republicâ, perpetuis Aphorismis descripti. Lovanii, 1627. Duinkerk, 1646. 16o.
Censorini de Die natali liber. Doctrinae rarioris Thesaurus, ab E. Puteano Bamelrodio publicè Lovanii explicandus. Lovanii, 1628. 4o.
Bibliotheca Parthenica, Jurisconsultorum et Medicorum, Divae Virginis Purificationis titulo sodalium, munificâ pietate excitata. Lovan., 1629. 4o.
De S. Flaviâ Domitillâ, clarissimâ Martyre, observatiuncula epistolica ad locum Martyrologii Romani. Nonis Maii. Lovan., 1629. 4.
Salus Reipublicae, sive aerarium Pietatis novum et militare, sine tributo, vectigale, onere, facile, perpetuum, honestum; ab Othone de la Garbe inventum, Michaele Florentio Langreno adjutum, Erycio Puteano descriptum. in 4o. (Brux. 1630).
Indigitamenta temporum; sive Fasti perpetui, digitorum articulis computati. Antv. 1630. 4o.
| |
| |
Genealogia Puteanae Bamelrodiorum Venlonensium, ab origine urbis, sive anno 1343 deducta. Lovan., 1630. fol.
Diva Virgo Bellefontana in Sequanis. Loci ac pietatis Decriptio, originem, incrementa, seriemque Hierotoparcharum complectens; edita a Julio et Joanne Chiffletiis. Antv. 1631. 4o. uit het Fr. van Philippe Chifflet, prior en heer van Belle-Fontaine in Franche-comté.
De Begginarum apud Belgas instituto et nomine, suffragium, quo controversia recens excitata sopitur. In het Vita S. Beggae van J.G. Rijckel. Lovan. 1631. 4o. p. 67-84. Ook in het Leven van S. Begga, door Elias van de H. Theresia.
De quatuor principiis Diei ab A.V. (Joanne) Boyvinio. Consiliario Regio, ingenii causâ propositis, Theoresis; quâ Unum et Urbanianum, uno coelo, unâ lineâ constitutum stabilitur. Lovan. 1632. 4o.
Circulus Urbanianus, sive linea ἀρχημεδινὴ compendio descripta; qua dierum civilium principium hieraticum, in orbe terrarum hactenus desideratum, constituetur. Ad Urbanum VIII. Pontificem Max. Lovan. 1632. 4o.
Belli et Pacis statera, quâ Inducia auspicio Regis, inter Provincias regias et foederatas tractari coeptae expenduntur. Lovan. 1633. 4o. L.B. 1633. 4o. Brux. 1684. 12o.
Dit werk werd aangevallen door Caspar Barlaeus in
Anti-Puteanus, sive Politico-catholicus, stateram Puteani, Inducias expendentis, aliâ staterâ expendens. Cosmopoli, apud Belgam Fidelem, anno 1633 in 4o. Schier tegelijker tijd verschenen Belli et Pacis Statera, a Justi Lipsii manibus ex Elysio adaequata en Viri cujusdam primarii- Judicium de staterâ Belli et Pacis Eryc. Puteani. L.B. 1633. 4o. Deze stukjes werden kort daarop herdrukt met den titel: E. Puteani statera Belli et Pacis; cum stateris aliis eam expendentibus, nec non Judiciis clarorum virorum in Bataviâ. Cosmopoli, apud Batavum patriae libertatis et pacis amantissimum. - Circuli Urbaniani Vindiciae, adversus Jacobum Michalorum, Urbinatem. Lovan. 1633. 4o. V. Append. posthum. Epistol. Ep. 85. cent. 1.
Idea heroica Principis unius omnium optimae, Isabellae Clarae Eugeniae, vitâ et morte in exemplum delineata. Adjuncta est Balthasaris Nardi, ejusdem argumenti, Epistola. Lov. 1634. 4o.
Purpura Austriaca hierobasilica, sacram et regiam Sereniss. Principis Ferdinandi, Hispaniarum Infantis, S.R.E. cardinalis, imaginem colore panegyrico repraesentans. Ant. 1635 in 4o.
Historiae Belgicae liber singularis de obsidione Lovaniensi anni 1635; novi sub Ferdinando Principe belli Auspicia. Antv. 1636.
| |
| |
24o. Met Pontus Heuterus, de obsidione Rossemianâ anni 1542.
Lib. XI rer. Belgic. De Bissexto, Liber; nova temporis facula, quâ Intercalandi arcana, hactenas obscura illustrantur. Lovan. 1637. 4o., 1654. 4o. Ook in de Antiq. Rom. van Graevius. T. VIII. Col. 419-466.
Corona radiata, sive Dierum apud Indos Diorthosis, Fastis exaequandis necessaria. Lovan. 1637. 4o.
Epistolarum selectarum Apparatus miscellaneus et novus, officia familiaria, negotia, studia continens. Centuria prima. Antv. 1637. 12o.
Epistolarum Apparatus miscellaneus et novus, in quo praeter officia familiaria, negotia, studia, varia amoris ac benevolentiae significatio. Centuria II. Ibid. 1637.
Epistolarum Apparatus novus et miscellaneus. Centuria III. Ibid. 1639. 32o. Centuria IV. Ibid. 1639. 12o.
Auspicia Bibliothecae publicae Lovaniensis. Accedit Catalogus Librorum primae collectionis, a Curatoribus ejusdem Bibliothecae editus. Lovanii, 1638. 4o.
Pompa Prosphonetica, sive Praefationum syntagma. Lovan. 1639. 8o.
Munitionum Symmetria, facillimis lineis constituta, Architecturam Militarem compendio exhibens; ad usum aevi et militiae nostrae cum antiquâ comparata. Brux. 1640. fol. Lovanii, 1645. 16o.
Tormentum bellicum trisphaericum, quo tres ordine globi ex eodem tubo, distincto incendio et tempore, exploduntur, a Michaele Florentio Langreno inventum, ab Erycio Puteano descriptum, achter de tweede uitgaaf van het vorige werk, p. 89-119.
De Anagrammatismo, quae Cabalae pars est. Diatriba. Brux. 1643. 12o.
Theatrum Heroicum Imperatorum Austriacorum, Ducum Burgundiae et Regum Hispaniarum. Brux. 1644. fol. fig.
Vitae humanae Bivium, virtutum et vitiorum lineae, notis ethicis distinctae, Libri tres: primus accessum ad virtutem et vitia continet: secundus, viam virtutum: tertius, vitiorum, e Platone, Aristotele aliisque Philosophis antiquis. Lovan. 1645. 16o.
Civilis doctrinae lineae, quibus Aristotelis Politicorum libri tres primi ad perpetuos reducti Aphorismos. Latinè, breviter ac dilucidè repraesentantur. Alibi Rivi, Hic Fontes. Lovan. 1645. 12o. Duinkerk, 1646. 24o.
De Nundinis Romanis, liber; nova Fastorum velut Facula. Accessit Mantissa de Nundinis et Mercatibus, e Gregorii Tolosani Syntagmate Juris. Lovan. 1646. 12o., ook in de Antiq. Rom. van Graevius. T. VIII. Col. 641-696.
Bruxella, incomparabili exemplo, Septenaria: Gripho Falla- | |
| |
dio descripta, luminibus historicis, politicis, miscellaneis distincta et explicata. Plenum item urbis Elogium, velut loquens Imago. Brux. 1646. fol. Met platen van Hollar.
Ad Constantinum Hugenium et Danielem Heinsium Epistolae; edente Marco Zuerio Boxhornio. Lugd. Bat. 1647. 12o.
Janus Vlitius nam in zijn Scriptores rei Venaticae. L.B. 1653. 16o. de aanteekeningen van Puteanus op Lat. schrijvers. die over de jagt handelen, over.
Epistolarum Apparatus Posthumus in Centurias quatuor distributus; operá et industriâ Xysti Antonii Milseri, Auctoris generi. Lovan. 1662. 12o.
Apparatus posthumi Tomus secundus, tres centurias complectens. Ibid. 1662. 12o.
Epistolarum posthumarum Centuria quarta, ad filios, cognatos et affines. Ibid. 1662. 12o.
Epistolarum Centuria quinta, miscellanea; ad omnis generis, statûs, conditionis viros posthumarum. Ibid. 1662, 12o.
Epistolarum posthumarum Centuria sexta; ad nobile par Amicorum. Ibid. 1663. 12o. (aan Willem van Blitterswijck en aan Elias de Bie).
Epistolarum posthumarum Centuria septima, ad nobilissimum et amplissimum virum D. Guilielmum de Blitterswijck, in magno Belgicae senatu Consiliarium, Libellorum supplicum Magistrum. Ibid. 1663. 12o.
Epistolae ad Grotium, in de Praest. ac erudit. viror. Epist. van Philippus Limborch (1684), p. 657. Ad F. Cornelium Curtium Epistola, achter Corn. Curtei, Augustiniani, de clavis Dominicis Liber, Curae Sec. Antv. 1634. 24o. p. 247-250. Ook schreef hij een voorrede voor H.C. de Dongelberge's Praelium Woeringanum.
Puteanus heeft nog verschillende werken en handschriften nagelaten, waarvan de lijst bij Paquot voorkomt. Ook was hij in 1615 begonnen aan het verzamelen van al zijn werken. Er zijn twee deelen in 12o van verschenen, waarvan de inhoud ook door Paquot is vermeld. Zijn portret vindt men in de Bibl. Belg. van Foppens. Ook vóór Epistol. Appar. posth. operâ Milgeri met drie Lat. verzen van D. Heinsius. Het beste portret, door Pet. de Jode naar van Dijck, staat voor zijne Geneal. Puteani.
Zie E. Puteani, Geneal. Puteana Bamelrodiorum, Lovanii, 1630. c. effig., p. 28 (Colon. 1650. 4o) seqq; Vernulaeus, Orat. in funere E. Put., Lovan., 1646, 4o; J.K. Broers, Orat. de E. Putean., L.B., 1835, 4o; Henning Witten, Memor. Philos.; Saxe, Onom., P. IV, p. 91-94; Scal. Sec. i.v. E. Puteanus; Vossius, de Scientiis Mathematicis, p. 406; Sweertii, Ath. Belg., p. 230-233; T. Magiri, Eponymolog. i.v. Puteanus; Pope Blount, Censura celeb. auth., p. 81-84; M. Hanckins, de Roman. rer. scriptoribus, L. II, P. I, c. 49; Paquot, Hist. litt. d. P.-B., T. XIII. edit. 8o., bl. 373-428; Is. Casaub., Praef. ad Hist. Aug.; Lipsius, Cent. II ad Belgas
| |
| |
Ep. 70, Epist. 57, Cent. ad Italos et Hisp. J. Imperialis, Pareg. vir. ill.; J. Crucii, Merc. T. I, p. 409-414; Matthaei, Anal., T. I, p. 371; Morhofius, Polyh. litter., p. 192, 294, 977, T. I; Polyh. Pract., p. 492, T. II; Pars, Index Batav., p. 344-346; Schurtzfleischii, Elogia, p. 79, 80; Gottl. Krantzius, ad Conringium Saec. XVII, CXI, p. 219 (29); Foppens, Bibl. Belg., T. I, p. 264-269; Val. Andreas, Bibl. Belg.,; Freijtag, Adpar. Litter., T. II, n. CLIX, p. 1249-1254; Cat. Bibl. Bunav., T. I, V. II, p. 1535; Hoeufft, Parn. Lat. Belg., p. 106, 107; Peerlkamp, de Poëtis Neerl., p. 337; Niceron, Mém., T. XVII, p. 299; Paquot, Mémoir., T. XIII, p. 373; Coupé, Soirées litter., P. VIII, p. 177-185; La Biogr. Univ., T. XII, p. 322; Baillet, Jugemens, T. II, n. 503, p. 226; de Puteano et Anti-Puteano, T. VI, des Anti, n. 158, p. 188; Bayle, Dict., T. III, v. (E.P.); Is. Bullart, Acad. scientif., Paul, Colomes. Opusc. p. 125; D. Carleton,
Lettres et Negoç., T. I, p. 278, 279; Biogr. gener. mod.; Balen, Beschrijving van Dordrecht, bl. 674, 1179; Scheltema, Geschied. en Letterk. Mengelw., D. III, St. III, bl. 47; Schotel, Franc. Nansius, in Konst- en Letterb.; Dez., Ill. school, bl. 215; Hooft, Briev., D. III, bl. 324; van Kampen, Bekn. gesch. d. Ned. Lett., D. I, bl. 268, 269, Collot d'Escury, Holl. roem, A. IV, 257; Edward van Even, E. Puteanus als liefhebber der moedertaal en Nederduitsch dichter (Gend) 8o., overgenomen uit de Eendragt; Rogge, Geschriften d. Ned. Herv. kerk, bl. 115; Rabus, Boekz. v. Europa, 1701, a. 275; Moreri; Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis, Woordenb. der zamenl.; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. Portr.; Astrea, 1855, bl. 388. The court and times of James first. T. I, p. 436. |
|