heeren van 't hof verscheidene malen ondervraagd en met de pijnbank gedreigd. Hoe naauw ook bewaakt, wist hij brieven naar de gebannen predikanten, die zich te Antwerpen bevonden, te verzenden. ‘Sijn gevanghenis en kloekmoedigheit (schrijft Brandt) vermeerderde grootelijk den ijver der remonstranten, soo wel der leeraeren als der gemeenten; want men maekte den inhoudt van sijn schrijven alomme bekent. Ook schreef hij in een van syn brieven, dat hij getroost was in Godt en bereidt als een goed krijgsknecht van Christus sijnen Heere tot den bloede toe te strijden, ja ook voor synen naeme te sterven.’ Na den 15den van zomermaand een schriftelijk vertoog tot zijne verontschuldiging te hebben ingeleverd, voerde men hen naar het tuchthuis te Amsterdam, om daar met Graevius zijn leven lang bewaard te worden. Hier werden zij streng behandeld en geplaagd, zelfs werd hun, blijkens een brief van hem en Graevius aan Vezekius, het noodigste onthouden. Toen bekwamen zij van de wethouders eenige verligting, werd hun het vrij gebruik van 't
schrijfgereedschap vergund en hun toegestaan dagelijks op de plaats van het tuchthuis lucht te scheppen en zich te vertreden. Het was ook in het tuchthuis dat Prince een gesprek hield met den koning van Bohemen, bij gelegenheid dat deze het met graaf Ernst van Nassau, stadhouder van Friesland, den Heer van Brederode, diens zuster en den Engelschen gezant Carleton, bezocht, dat door Prins zelven is opgeteekend. Men wendde pogingen aan de beide predikanten te verlossen, doch ze mislukten, even als een tweede poging. Eene derde had echter beter gevolg, en beide, Prins en Graevius, ontsnapten.
De Remonstranten kwamen nu op verscheidene plaatsen bijeen om God te danken. Prins hield zelf in November een dankpredikatie te Amsterdam en werd eenigen tijd te Rotterdam gebruikt ‘dan (schreef Brandt) het duurde niet lang, ter saecke van sijne onstichtelijke seden en ergerlijken wandel, daer men haest blijk van sagh.’
Zie Brandt, Hist. de Ref., D. IV, bl. 36, 37, 219, 220, 243, 244, 579, 580, 581, 582, 588; Nulliteyten van de Synode, D. II, bl. 163; 't Onderzoeck der Plakkaeten, bl. 138, 145; Spongia Erasmi, bl. 48; J. Graevii, Praef. ad Lectorem voor zijn Liber de Tortura; Wagenaar, Vad. Hist., D. X, bl. 411, 413; Regenboog, Hist. der Rem.; Cerisier; Bilderdijk; Arend; Tideman, Rem. Broeders, bl. 224, 237.