Hoe zeer men zijne geleerdheid op prijs stelde, blijkt uit de opdragt aan hem, nevens Niëllius en Huttenus (1644), den hoogleeraar Curcellaeus in de opleiding van aanstaande godsdienstleeraren te ondersteunen. Na lang aan gezigtsverzwakking geleden te hebben, werd hij eindelijk blind en ontsloeg zich van het onderwijs, doch hij predikte tot in hoogen ouderdom. In 1667 moest hij bij de waarneming van zijn predikambt ondersteund worden. Hij overleed den 1sten Augustus 1669, na een 82jarig vaak moeijelijk altijd werkzaam leven. Hij was meermalen directeur der Societyt.
Hij gaf in het licht:
Nieuwmeegsch accoort of bedenkingen over de vereeniginge tusschen de gedeputeerden der Geldersche Synode en de afgezetten predikanten van Nieuwmegen beraemt. Harderwijk 1623. 4o.
Predikatie over den CXXII Psalm tot opweckinge van dankzegginge tot God wegen de gepubliceerde eeuwige vrede en tot betrachting van het gemeene beste gedaan etc. Amsterdam den 10 Junii voormiddag enz. Amst. 1668. 8o.
Onderwijs in de christelijke Religie bij vragen en antwoorden ingestelt tot dienst der jonge aenkomelinge en bejaarde eenvoudigen, mitsgaders de kleine vragen en antwoorden aengaende de Religie voor de kleine kinderen na 't jaar 1640, dikwils herdrukt in 8o. Hoorn 1666. Rott. 1679. Amst. 1741, 1751, 1776.
Ook leverde hij met zijn delftschen ambtgenoot Nicolaus Loedengius het Verkorte kerkelijke formulier. 6 Aug. 1652.
Zie Cattenburgh, Bibl. Rem., p. 123 seqq; Paquot, Mém., T. I, p. 519; J. Tideman, Gesch. d. Rem., bl. 17, 228; de Catech. liter. d. Remonstr., bl. 27; Glasius, Godgel. Nederl.; Arrenberg, Naamr., bl. 420; Rogge, Bibl. v.R. geschriften, bl. 105, 107; van Doorninck, Anom. en Pseudom. p. 131.