Gedurende zijn eerste verblijf aldaar (langer dan een jaar) vervaardigde hij in een lossen en ongedwongen stijl een gedicht, Der Minneloep getiteld, door P. Leendertz, Wz. bewerkt en in 3 deelen (Leiden 1845, 1846) opgenomen onder de Werken, uitgegeven door de Vereeniging ter bevordering van oude Nederl. Letterk.
Zie Kluit, Gesch. d. Staatsregering, enz. D. V, bl. 278; Jonckbloet, Gesch. d. Nederl. Letterk. D. I, bl. 343, 344; Inleid. voor de Uitg. v.d. Minneloep; Mr. L.Ph.C.v.d. Bergh, Nederl. Athenaeum. 's Grav., 1853, bl. 149, 150; Nav. D. VIII, bl. 239.