Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15

[Abraham van Poot]

POOT (Abraham van), med. dr. te Amsterdam, geboren vóór het midden der 18^de eeuw. Hij was een der leiders van de vergadering aldaar in 1672, in den Doelen gehouden, ten einde eene verandering in de stedelijke regeering te bewerken. Toen de prins eenige regenten voorsloeg, gaf deze vereeniging eene nominatie, door Dr. van Poot, die zich als secretaris liet gebruiken, onderteekend. Zijn broeder Hendrik van Poot stond hem hierbij ter zijde.

Hij gaf in het licht:

Naauwkeurig verhaal van de vervolginge aangerecht tegens de euangelische leeraren in Hungariën, nevens een bewijs van derselver onschuld en rebellie. Met last van de Stat. Gen. d. Vereen. Nederl. Vertoont aan den roomsen keizer Leopoldus de I, door derselver resident de heer Hamel Bruininx, in 1675, tot Weenen. Door Abr. van Poot. Met koopere platen. te Amsterdam bij Tim. ten Hoorn. 1684.

Het eigentlijk gevoelen van J. Coccejus, vervat in zijn breed

[p. 419]

uitgedrukte stellingen, zoo als die in zijn werken gedrukt zijn, door de gansche godgeleerdheid. Vert. door Abr. van Poot. Rott, 1688, 8^o.

Algemeene bladwijzer van de Historie van Pieter Bor Christiaansz. En de daarbij gevoegde stukken, opgesteld om tot de oude en nieuwe druk gebruikt te worden. Amst., 1684, fol.

Reformatie van Hungarijën en Sevenbergen. Amst., 1711, 4^o., met pl.

Vervolginge der Gereformeerde Leeraren in Hungarijen. Amst., 1684, 4^o.

Malabaarsche Kruidhof, vervattende het raerste slag van allerlei soorten van planten enz. Met aanteekeningen van Abraham Lyen, uit het Latijn door Abr. van Poot. Amst., 1869, 2 Bln., fol., m. 113 pl.

Engelandsch godsdienst en vrijheid hersteld, door den prins van Oranje. Amst. 1689-1690, 2 Dln., 4^o.

Door zijne zorg werd ook de tweede uitgaaf van Bor's, Nederl. Oorl. tot stand gebragt (1679). Hij schijnt overleden in of na 1711.

Zie Navorscher, D. IV, bl. 40, 338; D. IX, bl. 332; D. X, bl. 79, 361; Wagenaar, Amst. Geschied., D. XIX, bl 389; Arrenberg, Naamreg.; Rogge, Bibl. v. Contr. Rem. en Geref. Geschriften, bl. 257, 258.