[Jan van de Poll]
POLL (Jan van de), zoon van Harman van de Poll (zie vroeger) te Amsterdam geboren, werd in 1638 commissaris, in 1640 schepen, zes jaren later raad en eindelijk burgemeester. Zesmalen bekleedde hij dezen post, in 1672 voor het laatst. Hij droeg toen veel zorg voor de verdediging der stad, doch voor dit alles erlangde hij ter belooning bedreiging van plundering zijner bezittingen, bij den oploop van het graauw, over het bewaren der stads sleutels, laster van geheime vijanden en vinnige schempschriften en eindelijk afzetting van wege den stad houder van zijne burgermeesterlijke waardigheid en zijn raadsplaats. Hij overleed in 16. Bij zijn echtgenoot Duifje van Gerwen had hij acht kinderen, waaronder een zoon, Harman van de Poll, secretaris van Amsterdam. Men vindt zijn portret bij Wagenaar. Meermalen is hij door Vondel bezongen.
Zie Aytsema, Saken van Staat en Oorlog, D. III, bl. 1205, 1206; Wagenaar, Amsterdam, D. V, bl. 220, 395, D. VI, bl. 285; Vaderl. Gesch., bl. 204, 209, 216, 367; Scheltema, Staatk. Nederl.; Vondel, Gedichten, (uitg. v. Lennep). D. III, bl. 294, 299, 300, D. VI, bl. 662, 705; Hoogstraten, Kok, Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.; Brandt, Leven van de Groot, (vervolg) bl. 76; Valkenier, Verward Europa, D. I, bl. 647; Beroerd Nederland; Cerisier.