was aan hem te danken dat Vondel, vooral na het uitgeven van zijn Palamedes, niet naar 's Hage werd vervoerd. Deze dichter vervaardigde ter zijner eere een keurig en krachtig lijkdicht, en het volgende grafschrift:
‘Hier sluit de zerk den mond
Die voor de vrijheid dong,
En veilde nooit zijn tong,
Toen 't weiflen veilig stond.
De raad, het weesboek, 't recht
Elk tuigt hoe Poll zich droeg,
Hij stierf dus oud te vroeg.’
Zie Wagenaar, Amsterdam, D. IV, bl. 427; Vaderl. Hist., D. X, bl. 280; Scheltema, Staatk. Nederl.; Vondel, Gedichten (uitg. v. Lennep), D. II, bl. 521; D. III, bl. 38, 39, 135; D. V, bl. 294, 150, 299; D. IV, bl. 748, 749; Poësy, D. II, bl. 19, 74; van Ollefen, Lev. v. Vondel; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt.