| |
[Pierre Poiret]
POIRET (Pierre), zoon van een zwaardveger te Metz, waar hij den 14den April 1646 geboren werd. Hij verloor in zijne jeugd zijn vader, en werd voor schilder en beeldhouwer opgeleid. In deze vakken maakte hij zulke vorderingen dat hij later, lang na het overlijden van Antoinette de Bourignon, nog in staat was hare beeldtenis te vervaardigen. Welhaast ontwikkelde zich zijne zucht voor wetenschapdelijke studie, en gaf hij zich er, op dertienjarigen leeftijd, te Metz aan over. In 1664 was hij in staat zich naar Bazel te begeven, om zich in de godgeleerdheid en wijsbegeerte te oefenen. In deze volgde hij de rigting van Descartes, in gene die der Akademie van Saumur. Acht jaren later aanvaardde hij den predikdienst bij de Hervormde Gemeente te Anweil of St. Anna-hoeve in het Tweebrugsche. Hier zette hij zijne godgeleerde studiën voort, en in een werk van Samuel Maresius gelezen hebbende, dat deze het Voetius tot eene ketterij aanrekende, de Imitatio J.C. van Thomas a Kempis aangeprezen te hebben, ontwaakte bij hem de zncht om de waarheid dezer beschuldiging aan eigen onderzoek te toetsen. Hij schafte zich het werk aan, en hoe meer hij er mede bekend werd, hoe meer het hem innam. Van dit tijdperk nam hij die rigting aan, die hem een naam onder de mystieken deed verwerven. Nu nam hij ook Tauler en andere mystieken in handen. Zijne ingenomenheid met hen steeg dagelijks, en toen hij de schriften van Antoinette Bourignon had leeren kennen, ontwaakte bij hem het verlangen die vrouw persoonlijk te ontmoetten. Hij legde (1676) zijne bediening neder en begaf zich naar Holland, en van daar naar Hamburg, waar hij de zestigjarige vrouw vond en met zijne vrouw, Claudia Kin, een jaar vertoefde. In haar gezelschap nam hij vele harer
steile en mystieke begrippen over en koesterde eene onbepaalde hoogachting voor hare deugden. Vervolgens vergezelde hij haar naar Oost-Friesland, van daar naar Amsterdam, waar hij acht jaren vertoefde en als schrijver optrad en wel met zijne Cogitationes
| |
| |
rationales, waarin hij de cartesianen tot eene regte kennis van God poogde op te leiden en eene proeve te nemen om de eendragt tusschen de protestanten te herstellen. Nog in later tijd liet hij de hoop om eene bevrediging tusschen hen te bewerken niet varen, 't geen bleek uit la paix des bonnes ames dans tous les partis du Christianisme sur les matieres de religion et particulairement sur l'eucharistie, Amst. 1687.
Diep trof hem het verlies van Antoinette de Bourignon, die in 1680 te Franeker overleed, en het smartelijk gevoel, hierdoor te weeg gebracht, was mede oorzaak van zijne schier geheele afzondering van de maatschappij. Vrome oefeningen hielden hem slechts bezig, het cartesianisme had hij geheel laten varen en het wijsgeerige dat zijn geest eigen was, bekwam allengskens een volkomen mystieke rigting.
‘C'est un homme d'une probité connue’, schreef Bayle ‘et qui de grand cartesien est devenu si devot, que pour songer mieux aux chôses du ciel, il a presque rompu tout commerce avec la terre.’ Onzeker is het wat hem bewoog zich in 1688 van Amsterdam naar Rijnsburg te begeven. Was het zijn doel om zijne gevoelens onder de collegianten te verspreiden? dan is dat volkomen mislukt. Kalm en stil bragt hij zijne dagen te Rijnsburg door, en na er in 1689 zijne vrouw verloren te hebben, overleed hij er zelf den 21sten Mei 1719. Zijn portret bestaat door G. de Breem.
Dat Poiret een werkzaam mensch was, blijkt uit de lange reeks zijner, deels vertaalde, deels oorspronkelijke werken. Hoog liep hij met den vromen Johan Arndt, en hield briefwisseling met Anna Maria Schúrman. De Amsterdamsche arts J. Schrader, de Haagsche regtsgeleerde G. van Ewijck en de Haller Hoogleeraar Chr. Thomasius behoorden tot zijne bijzondere vrienden,
Hij gaf in het licht:
Cogitationes rationales de Deo, anima, et malo, Amst. 1677, 4o. Amst. 1683, 4o. 3e verm. en verb. uitg., met den titel Cogitationum naturalium de Deo, animâ et malo, Lib. IV. Acoedit diss. ubi de dupliei dissindi methodo, deque simulato Potre Baelii contra Spinosae atheismum certamine agitur. Amst. 1715. 4o.
Toutes les Oeuvres de Mlle Antoinette Bourignon, Amst. 1679 et suiv. 19 vol. in 12o. In het 2de deel. Vie continueé de Mlle A. Bourignon reprise depuis sa naissance et suivié jusqu' a sa mort. Waarvan Poiret schrijver is. Herdr. Amst. 1683. 2 Vol. 12.
Kempis commun; ou les quatre livres de l'émulation de J.Ch., partie traduits, partie paraphrasés selon le sens intèrieur et mystigue, Amst. 1693. 12o. Nouv. edit. retouch. Amst. 1701, 1710, 12o. Bâle 1738.
| |
| |
Memoire touchant la vie et les sentimens de Mlle Antoinette Bourignon, in Nouvelles de la Rep. des Lettres. (1683).
Monitum necessarium ad Acta Eruditorum Lips. Anni 1686, mensis Januarii spectans. (Amst.) 1686 4o. tegen Seckendorf, die Bourignon had aangevallen.
L'Oeconomie divine ou Systéme universel et démontré des Oeuvres et des desseins de Dieu envers les hommes; ou l'on explique avec une certitude métaphysique les principes et les verites de la nature et de la grâce, de la philosophie et de la theologie, de la raison et de la foy, de la morale et de la religion chrestienne; ou l'on resout les difficultez sur la prèdestination, sur la liberté, sur l'universalité de la redemption et sur la Providence. Amst. 1687, 7 vol. 8o, vert. in 't Lat. Francof. 1705, 2 vol. 4o. in 't Duitsch Berlenburg, 1737-1742. 7 vol. 8o.
La paix des bonnes âmes dans tous les partis du Christianisme. Amst. 1687, 12o.
Idea theologiae Chritianae, juxta principia Jacobi Bohemi, Philosophi Teutonici, brevis et methodica. Accedunt Sexti Pythagoraei Sententiae ob argumenti praestantiam vere divinae Amst. 1687. 12o.
Les Principes solides de la Religion et de la vie chrétienne appliquez à l'education des Enfans, et appicables à toutes sortes de personnes; opposez aux idées sèches et Pélagiennes que l'on fait courir ses semblables sujets. Amst. 1705. 12o.
Hgd. (Klugheit d. Gerechten), Holl. Lat. De christianâ Liberorum è veris principiis Educatione etc. Amst. 1694. 12o.
La Théologie de l'Amour, ou la Vie et les Oeuvres de St. Catherine de Gènes. Nouvelle Traduction. Cologne 1691. 12o.
De eruditione triplici, solidâ, superficiaria et falsa. Libri tres; in quibus, ostensa veritatum solidarum viâ et origine cognitionum, scientiarumque humanarum, et in specie carthesianismi, fundamenta, valor, defectus et errores deteguntur. Praemittitur Tractatus de verâ Methodo inveniendi verum, confutationem fundamentorum Libri Belgici, de Mundo fascinato (van Bekker) in fine obiter exhibens. Subnectuntur nonnulla Apologetica. Amst. 1692. 12o. Insigniter auctiores. Accedit Defensio eorumdem in G.G. Titium. Ibid, 1707, 4o.
Hier tegen schreef Ferdinand Ernst, Graaf van Herberstein: Mathemata adversus umbratiles Petri Poireti impetus propugnata. Pragae 1709, 12o.
La Théologie de la Croix de Jésus-Christ, ou les Ouevres et la vie de la B. Angèle de Foligny, traduites du Latin. Avec les Exercises sur la Passion, par Blosius. Cologne, 1696. 12o.
La Théologie du coeur, ou Recueil de quelques Traités, qui
| |
| |
contiennent les lumières les plus divines des ames simples et pures. Première partie 1, le Berger illminé 2. L'Abrégé de la Perfection Crétienne. 3. La ruine de l'Amour propre. Cologne 1690. Seconde Partie, augm. et plus correcte. In 't Holl. 1697. 2 dl. 12o.
Recueil de divers Traités de Théologie Mystique, qui entrent dans la cielèbre dispute du Quiélisme, qui s'agite presentement en France, contenant. 1o. le Moyen court et très facile de faire Oraison. 2. L'Explication dù Cantique des Cavtiques: tout deux par Madame Guyon. 3. L'Eloge, les Maximes spirituelles. et quelques lettres du F. Laurent de la Resurrection 4 les Moeurs et Entretiens du même F. Laurent, et sa practique de l'Exercice de la présence de Dieu. Avec une Préface, ou l'on voit beaucoup de particularitéz de la vie de Madame Gnyon. Cologne (Amst.) 1699. 12o.
La Théologie réelle, vulgairement dite la Théologie Germanique. Avec quelques autres Traités de même nature, une Lettre et un Catalogue sur les Ecrivains Mystiques, une Préface apologétique sur une Théologie Mystique, avec la Nullité du Jugement d'un Protestant. (Jurieu) sur la même Théologie Mystique. Amst. 1700. 12o.
Le Chrêtien réel, contenant 1o. la Vie du Marquis de Renty, par J.B. de Saint-Jule, Jesuite. 2o. la Vie de la Mère Elisabeth de l'Enfant Jesus, pour servir de modèle à la vie vrayment Chrêtienne, et d'Apologie effective aux maximes et voyes spirituelles de la vraye Théologie Mysticque, vainement battue par les esprits du siècle. Novelle édition. Cologne 1701, 1702. 2 vol.
Le saint Refugié, ou la vie et la mort édifiante de Wernerus, mort l'an 1699. Cologne 1701. 12o,
Theologiae pacificae, itemque Mysticae, ac hujus Auctorum Idea brevior. Amst. 1702. 12o.
Le Catéchisme Chrétien pour la vie interieure: par J.J. Olier, Curé de S. Sulpicc, Nouv. edit. Cologne 1703. 12o.
Opuscules spiriiuelles de Madame Jeanne-Marie Bouviers de la Mothe-Guyon. Nouv. édit. aúgm. de son rare Traité des Torrens, et d'une Préface touchant sa personne et sa doctrine. Cologne 1704. 4 Tom. 12o.
2. L'Ecole du pur Amour de Dieu, ouverte aux Sçavans et aux Ignorans, dans la vie merveilleuse d'une pauvre fille idiote paysanne de naissance et servante de condition, Armelle Nicolas, vulgairement dite la bonne Armelle, décedée en Bretagne, par une fille Religieuse de sa connaissance. Cologne, (Holl.) 1704. 12o.
Virtutum Christianarum Insinuatio facilis, et quibusvis accommodata. Edidit et praefatus est Petrus Poiret. Amst., 1705. 12o. Correctior et auctior. Coloniae, 1711. 12o.
| |
| |
Fides et Ratio collata, ac suo utraque loço redditae, adversus Principia Joannis Lockii; insertis non paucis, quibus Revelationis Divinae, ac Religionis Christianae capita digniora profundius explicantur. Cum Accessione triplici 1. de Fide implicatâ, sive nudâ, 2. de SS. Scripturarum certitudine ac sensu 3. de perfectione et felicitate in hac vita. Edidit et Praefatus est Petrus Poiret. Amst., 1707. 12o.
Practique de la vraye Théologie Mystique. Cologne, 1709. 12o.
La Théologie de la Préfence de Dieu contenant 1. La vie et les Oeuvres du F. Laurent de la Résurrection, 2. un Traité de l'importance de la Présence de Dieu, par P. Poiret. Cologne, 1710. 12o.
Sacrae Orationes Theologicae.
Le Nouveau Testament de Nôtre Seigneur Jésus-Christ; avec des Explications et reflexions qui regardent la vie intérieure. Cologne, 1713. 8 vol. 8o. (Ouvrage de Mad. Guyon).
Les Livres de l'Ancient Testament, avec des Explications et Réflexions, qui regardent la vie interieure, divisé en doúze Tômes; comme il se voit à la fin de la Préface. Cologne (Holl.) 1715. 12o. Tome prémier.
Vera et cognita omnium prima, sive de Natura Idearum ex origine suâ repetitâ asserta et adversus Cl. Abrahamum Pungelerum défensa. Disquisitio Theologico-Philosophica in qua spinosismus et socinianismus tuto praevertuntur: necessarium et sufficiens solius Dei Esse, caeterorum Nihilum primum radicitus patefiunt: ac non paucis in Theologiâ et Philosophiâ momentosis difficultatibus profundius dilucidandis via aperitur. Amst., 1715. 12o.
Le Saint Solitaire des Indes, ou la vie de Grégoire Lopez; de la traduction de M. Arnauld d'Andilly. Cologne, 1717. 12o.
L'Amante de son Dieu, répresentée dans les Emblèmes de Hermannus Hugo, sur ses Pieux Désirs, et dans ceux d'Othon Vaenius sur l'Amour divin. Avec des figures nouvelles, accompagnées de vers, qui en font l'appication aux dispositions les plus essentielles de la vie intérieure. Cologne, 1717. 12o.
Lettres Chritiennes et Spirituelles sur divers sujets qui régardent le vie interieure ou l'esprit du vrai christianisme. Cologne, 1717-1718. 4 vol. 12o.
La vie de Madame La Moine-Guyon, écrite par elle même. Cologne, 1720. 12o.
Petri Poireti Posthuma. Amst. 1721. 4o.
Poësies et cantiques spirituels sur divers sujets qui regardent la vie intérieure. Par Madame Guyon. Cologne, 1722. 4 vol. 12o.
Zie Io. Fabricii, Hist. Bibl. P. V. p. 225; Jac. Bruckeri, Hist. Crit. Philos. T. IV. Period. III. Partt I. LIII. C. III § 31, 32. p. 725-735. Append. 1. vol. VI, p. 789-793; Moshemii Inst. Hist.
| |
| |
Ecol. Saec. XVII, Sect. II. p. II. C. VII § IV. Cat. Bibl. Bunav. T. IV, Vol. II. p. 1524; Saxe, Onom. T. V. p. 244, Anal. p. 622, Thomasii, Dissert, ad Poireti libris de erûd. solida, p. 13, het Elogium vóór zijne Posthuma; Bibl. Brem. Cl. III, Fasc. I, p. 75; G. Walchii. Bibl. Zeit, Theol. T. II. p. 60; Stapferus, Th. Polem. p. 446. Comment. de Vila et scriptis Poireti, Opp. eius Posth. praef.; Zach. Grapius, Systema controvers-noviss; Herzog, Real. Lex.; Jöcher; Rotermund; Bauer; Max. Goebel S. 464, 487, 610, ff. 688, 850; Ullmann, vor der Reform. Th. II, S. 233, ff. Arnold, Kirch- und Ketzer-Historie. Th. III, C. XVI, § 32, Bayle, Républ. des Lettres, 1685; Niceron, Mém., T. IV, p. 144, suiv. Paquot, Mém., T. III, p. 181, suiv.; Haag, La France Protest.; Moreri, Grand Dict. Hist.; Bégin, Biogr. de la Moselle. Nouv. Biogr. Génér.; Biogr. Univ.; Verhaal van zijn leven en sterven MS. op de Bibl. d. Rem. te Amsterdam; Ypey, Geschied. d. Christ. Kerk in de 18e
eeuw. D. X, bl. 511, volgg.; Glasius, Godgel. Nederl.; Schotel, Anna Maria van Schurman, bl 33; Kist en Moll, Kerk. Arch. D. II, bl. 231; Van Berkum, Labad; en de Labadisten. D. I, bl. 187; Scheuchzer, Bijbel der Natuuur, door Meijer uitgegeven. D. I, St. I, bl. 288; Ypey, Gesch. d. System. Godgel. D. II, bl. 40-61; Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Abcoude, Naamreg. bl. 290; Muller, Catal. van portr.
|
|