[Johan ten Poerten]
POERTEN (Johan ten), een rijk en aanzienlijk man, schepen der stad Deventer, tegen het uitgaan der 14de eeuw met zijne echtgenoote tegelijk ‘door meester Geert Groete bekeerd zijnde, en in den angste Godes. levend’, voelde zich onmiddelijk met zijne betrekking in den raad bezwaard. ‘Hem dachtte dat hij in dat ampt zijne conscientie niet bewaren kon.’ Zoo deed hij dan terstond moeite om zijn ontslag te verkrijgen, en toen dit niet gelukte, zoo veinsde hij lam te wezen en ging op krukken, dat hem zeer zwaar viel, daar hij een bijzonder lang man was. Met deze geveinsdheid kwam hij uit den raad, waarover hij zich verblijdde, God dankende voor zijne verlossing. Van nu af leefde hij teruggetogen in zijne woning, maar zonder twijfel in gedurigen omgang met de devote broeders en zusters zijner woonplaats.
Zie Moll, Johannes Brugman; D. I, bl. 46, 47; Dumbar, Anal. T. I, p. 11,