gardiaan van verschillende kloosters zijner orde en in 1565 provinciaal. In 1568 werd hij van die betrekking ontslagen en men wil dat hij omstreeks 1580 te Kassel, in Vlaanderen, waarheen hij, om de vervolgingen der Calvinisten die hem wilde dooden, gevloden was, overleed.
Hij schreef:
Het bruyloft cleedt der Liefden Gods verclarende hoe seer dat een yegelijck christen mensche van noode is totter salicheyt, ende wat groete wonderlijcke vruchten die charitate in die siele der menschen is werckende. Ghemaect bij broeder Frans Vervoort, ende int licht ghebracht bij den Eerweerdighen heere Broeder Hendrik Pippinck. Minister Provinciaal van Nederduyslant. Antw. 1566. 12o.
Het sweert des Gheloefs om te beschermen die Christen kercke teghen de vyanden des Waerheyts; ghetogen wt die heylighe scrifture, wt die heylige concilien, ende wt de alderoutste Vaders ende Doctoren der heyligen Kercken. Gemaect in Fransoysche tale van B. Nicolaes Grenier, Religois van St. Victors, ende overgestelt in Duytce: nu int licht gebracht door B. Henrinck Pippinck, Minister Provinciael der Nederduytslanden. Antw. 1568. 12o.
Sermones per totius anni circulum.
Zie Sweertii, Bibl. Belg., p. 166; Val. Andreas, Bibl. Belg., p.; Foppens, Bibl. Belg., T., p.; Baii, Opera, edit. Gerberonii, P. II, p. 65, 69, 70, 74, 147, 148; Paquot, Mém., T. III, p. 253.