Joden, wederom onder hunne kapitein Isaac Pinto, een hardnekkigen weêrstand, doch konden niet beletten, dat de vijand het land afliep, de stad Paramaribo bombardeerde en de volkplanting op een gruwzame wijze brandschattede.
Zie van Kampen, Gesch. d. Nederl. buiten Europa, D. II, bl. 416-420; Koenen, Gesch. d. Joden, bl. 295.