[Gerrit Pieterszen]
PIETERSZEN (Gerrit), te Amsterdam geboren, ontving van Jacob Lenartsz en later van Cornelis van Haerlem, onderwijs in de schilderkunst. Hij onderscheidde zich bijzonder in natuurlijke navolging van het naakt en gaf daarvan zoo in Antwerpen, Rome als te Amsterdam in zijne kunststukken vele blijken. In 1604 schilderde hij, meldt van Mander, ‘voor den St. Sebastiaansdoel te Amsterdam een Rot oft Corporaelschap, waervan capiteyn is (ick meen) Jan Jansz. Carel, dat van troniën, gelijcken, clederen, tijden en ander bijwerck uytnement goet werck is, seer aerdigh geschildert en in soo heerlijcke gemeenplaets zijn plaets verdienstigh wel weerdigd. Hij was tot zijn smart genoodzaakt zich met portretschilderen bezig te houden.’
Hij was ook graveur blijkens De Heilige Maagd met het kind Jezus in een landschap zittende, 16o. en een Landschap met een Jager, die regts bij boomen naar eenden schiet, 12o; drie Jugtstukken zonder naam.
Zijn portret is door S. Frisius gegraveerd met een gedicht van Lampsonius.
Men vindt het bij van Mander.
Zie van Mander; Immerzeel; Kramm; Muller, Cat. v. portr.