[Lambert of Logier Pietersz.]
PIETERSZ. (Lambert of Logier), geboren te Kreuningen, op Zuid-Beveland, was eerst kapitein, vervolgens vice-admiraal over de Zeeuwsche zeemagt. Toen hij in 1595 bevel had over de vloot op de Vlaamsche kusten, ontmoette hij, den 10den Januarij, twee Duinkerksche vrijbuiters omtrent Calais, die terstond, wijl het hoog water was, aldaar de haven inliepen. Hij volgde hen met volle zeilen. De Duinkerkers verlieten hunne schepen, vlugtten aan land; de Zeeuwen zetten hen na, doch de bezetting van Calais deed een uitval, en noodzaakte de Zeeuwen naar hunne schepen weder te keeren.
Toen Frederik Spinola zes welbemande galeijen uit Spanje binnen de haven van Sluis had gebragt, veroorzaakte hij daardoor de Zeeuwen veel kosten en moeiten, daar zij, ter beveiliging hunner kuste, geduriglijk oorlogsschepen ter hunner beveiliging voor het sluische gaf moesten leggen, om de galeijen bezet te houden, die evenwel, wanneer het stil weder was, uitkwamen, en eenige Zeeuwsche schepen besprongen, wanneer die, wegens hunne kleine ruimte alsdan elkander niet spoedig genoeg hulp konden bieden. Het gebeurde nu, den 16den October 1599, dat deze zes galeijen, een stillen en liggenden wind waarnemende, en boven hare gewone bemanning, nog 1200 krijgsknechten uit de bezettingen met zich voerdende, hiermede het schip van Logier Pietersz. heftig aantastten, en het met schieten, af en aanvarende, poogden af te matten, het roer te ligten en voorts het weg te sleepen.
Deze galeijen hadden meer dan 2800 koppen, terwijl de Zeeuwsche vice-admiraal er maar 70 had, terwijl de daaromtrent liggende staatsche schepen, die geen wind en het tegen tij hadden, hem geen hulp konden bieden. Pietersz. moest zich dus zelve redden. Hij kweet zich dapper, en begroette de naderende vijanden, die zijn schip uit hun grof geschut fel doornagelden, met zijne musketten zóó, dat ze na twee uren vechtens, met schade en verlies van 250 man, de vlugt namen,