Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15
(1872)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Pieter Florisz.]PIETER FLORISZ.,Ga naar voetnoot1 dapper zeeheld, die in 1652 als schout bij nacht met 19 schepen uit Texel liep, en dus waarschijnlijk den 29 dier maand bij den eersten zeeslag tegen de Engelschen, tegenwoordig was. In Julij van dit zelfde jaar voerde hij het bevel over een der eskaders der vloot van den luit. adm. Maarten Harpertz. Tromp, toen het dezen niet mogt gelukken tijdig genoeg bij de haringbuizen te komen, om ze tegen de Engelschen te beschermen. In November 1652, werd hij met den vice-admiraal Jan Evertzen en den kommandeur Michiel de Ruyter benoemd, om, onder het opperbevel van Maarten Harpertz. Tromp, het bevel te voeren op de vloot, die spoedig daarna in zee stak, en den 10 December met de Engelschen slag leverden. Op dien dag streed Florisz. aan de zijde van de Ruyter tegen Blake, die gewond naar Douver week. In den aanvang van 1653 onderscheidde hij zich in den driedaagschen zeeslag (28 Febr. tot 2 Maart) bij Portland geleverd. Op den eersten dag was hij de voorste der vloot liep vóór Tromp op een' der Engelsche vice-admiralen aan, lag een geruimen tijd tusschen zes Engelsche schepen, en | |
[pagina 292]
| |
verdedigde zich dapper tot dat Tromp hem te hulp kwam en ontzette. Op den tweeden dag zag men hem immer dáár, waar het grootste gevaar was, en op den derden dag verdedigde hij met weinige schepen de gansche vloot, en de talrijke koopvaarders tegen de overmagt der Britten. Tot belooning van zijnen heldenmoed ontving hij een gouden keten en eere penningen. In Junij 1653 veroverde hij met de Ruyter drie kleine Engelsche schepen, en woonde, als schout bij nacht een der smaldeelen aanvoerende, den 12 van die maand den slag bij Nieuwpoort en den 13 dien bij Duinkerken bij. Indien hij (gelijk wij uit Brandt mogen opmaken) bij het eskader van de With behoorde, was hij niet tegenwoordig bij den zeeslag van 8 Aug. 1653, maar stak met hetzelve den volgenden nacht, bij het licht van pekkransen en lantarens uit Texel in zee, om zich met de vioot van Tromp te vereenigen, en dezen in het gevecht, dat voor de Maas werd geleverd, bij te staan. In dat gevecht sneuvelde Tromp en streed Florisz. als een leeuw. In 1654 werd hij tot vice-admiraal van Holland voor het Noorder-Kwartier verheven, in 1656 met de Ruyter, onder den luit.-adm. Wassenaar, heer van Obdam, naar de Oostzee gezonden, om Dantzig te ontzetten, en twee jaren later onder denzelfden met de With. ‘De vice-admiraal Pieter Florisz.’ (dus lezen wij in den Mercurius 1658), ‘had ook diverse Sweden om hem, en sy en schenen nergens meer devoiren te doen, als om de hoofd-officieren der Nederlandsche vloot te vernielen, wetende dat er vele capiteijns waren, die so al wat vreedzaem in het vechten waren. En voorwaer daar is bijna niet gevochten als met 20 schepen, daervan drie wel de voornaemste helden sijn: de admiraal Opdam, vice-admiraal P. Florisz., schout bij Naght Verhoef, Jan van Campen en nogh 9 andere capiteijns. Tweemalen waren de Zweden op het schip van Florisz., tweemaal moesten zij, volgens de Mercurius, ‘dansen de couranten buyten boort,’ doch te midden van den strijd sneuvelde de held, wiens geheele leven aan den dienst des vaderlands was gewijd. Op bevel van den koning van Denemarken, werd het deksel der kist, waarin het gebalsemd lijk van Koppenhagen naar Hoorn werd gevoerd, met zwart fluweel met zilveren en zwarte franje overtrokken en de hoeken versierd met engelen van zilver gewrocht. Boven stond de naam van den held, in het midden zijn wapenschild, lager de dag van zijn afsterven en hierboven las men zes dichtregelen, in slecht gesteld Hoogduitsch op een zilveren plaat. Het dekzel is nog in bezit van Claas Mol, achterkleinzoon van Claas Bloem. | |
[pagina 293]
| |
Ook bezit deze het geschilderd portret en het geteekende wapenschild van den zeeheld. Zijne wapenrusting, die boven de graftombe hing is bij den brand der kerk beschadigd, doch wederom zoo veel mogelijk hersteld. De Staten van Holland zonden aan de weduwen of erfgenamen van beide gesneuvelde vice-admiraals (de With en Florisz.) ieder f 3000 om daarmede een grafstede van marmersteen of een gedenkteeken ter hunner eere op te rigten. Dat voor Pieter Florisz., in de Groote Kerk te Hoorn, in het Heldentooneel van Bizot afgebeeld, is door den brand dier kerk, den 3 Aug. 1838, zeer beschadigd.
Zie Verv. der Beschrijv. van Enkhuizen, bl. 146, 171; Brandt, Leven van de Ruyter, bl. 22, 34, 41, 48-52, 55, 57; Mr. J.C. de Jonge, Gesch. v.h. Ned. Zeew., D. II, bl. 71, 73, 85, 90, 93, 101, 216, 260; Holl. Alexc., 1653, bl. 77, 1658, bl. 142, 1659, bl. 260; G. van Orden, Voorl. over P. Florisz., in het Magazijn van van Kampen, D. X, St. III; Bizot, Heldentoneel, bl. 19; Wagenaar, Vad. Hist., D. XII, bl. 222, 468; G.A. Abbing, Bekn. Gesch. d. stad Hoorn en van de groote Kerk, bl. 63, volgg. Dez., Gesch. d. stad Hoorn (verv. op Velius), bl. 50, 52, 55, 59; J. Vos, Ged., bl. 147; Knuivers en van der Maaten. |
|