[Boudewijn van der Piet of van der Piedt]
PIET (Boudewijn van der) of van der Piedt, zoon van Joris van der Piedt, licentiaat in de regten en advocaat bij den raad van Vlaanderen, werd den 11den Augustus 1546 te Gend geboren. Hij studeerde in de Philosophie en regten aan de universiteit van Douay en werd in 1569 licentiaat. In 1570 ging hij naar Rome, waar hij als buitengewoon hoogleeraar openbare lessen over de regten gaf.
In België teruggekeerd, oefende hij tot 1573 de praktijk als advocaat uit. Toen werd hij tot koninklijk hoogleeraar in de regten te Douay beroepen.
In 1576 verkreeg hij de waardigheid van doctor, in 1589 den eersten leerstoel in het burgerlijk regt. Hij bekleedde dit ambt, gedurende 30 jaren, met zooveel roem, dat men pleeg te zeggen: propter unum van der Pietium floret Duacum. Hij overleed den 19den Jan. 1609.
Hij schreef:
Praclectiones de fructibtus.
De duobus reis.
De emptione et venditione.
De pignoribus et hypothecis.
Tractatus elegantiorum Juris Quaestionum.
Responsa Juris, sive Consilia.
Dictata in Titulum de acquirenda possessione ms. in fol.
Titulus Pandectarum de Testibus explicatus, per C.V.B.v.d.P. Ms. en fol.
Zie Val. Andreas, Bibl. Belg., p. 101, 102; Foppers, Bibl. Belg., T. I, p. 120; Sanderus, de Gandav. p. 91; Paquot, Mém. T. III, p. 581; J. Silvii, Ep. nuncup. libri de conserv. valet. Studios.