[Henricus Paulinus]
PAULINUS (Henricus) werd te Weener in Reiderland geboren, legde op de sedert 1547 herstelde Latijnsche school van Embden, onder Bernhard Meypis, den eersten grondslag zijner wetenschappelijke vorming. Hij studeerde te Wittenberg en Leipzig, werd in 1567 secretaris der stad Emden, in 1586, onder Graaf Edzards gebied landregter, en overleed den 17den November 1602. Hij huwde Heilke Koops, den 12den Junij 1573, ‘in consistorio Emdano’ in tegenwoordigheid van haren man en hare moeder gedoopt. Toen de Nederlanders bij den voortdurenden oorlog met Spanje de Eems bezet hielden, en de kapers den Oostfrieschen zeehandel groote afbreuk deden, vooral uit hoofde van het niet ongegrond vermoeden, dat de Emder kooplieden den Spanjaarden in de provincie Groningen proviant en krijgsbehoeften aanvoerden, werd Paulinus naar den Frieschen admiraal Hagius en vervolgens naar Franeker aan den stadhouder afgevaardigd, doch met dat ongelukkig gevolg, dat men hem, even als de Friesche zeevoogd, Onno van Euwsum, gevangen naar Emden opvoerde, van September 1585 tot April 1586 even wederregtelijk, gevangen hield, waarna beiden tegen elkander werden uitgewisseld.
Hij schreef:
Een latijnsche Oratio in 1564.
Een lijkrede over Cornelius Colthun, een Alkmaarder protestantsch godgeleerde, en vlugteling uit zijn vaderland, sedert 1559 predikant te Emden, in Oct. 1567 uitgesproken.
Een Latijnsche lijkrede op den jong gestorven Oostfrieschen graaf Christoffer. Emden, 1569 4o. grootendeels ingelascht in Brennessen's Ostfries. Geschichte T. I lib. V. no. 62.
Rerum Belgicarum historia, Philippo II, Hispaniarum Rege et Belgarum principe. Accessit specialis inter Frisios orientales et occidentalis contentio; ubi et de authoris legatione, captivitate et relaxatione Emdae 1663. 8o. Op den titel komt zijn portret.
Een fraai handschrift van het Oostfriesch Landregt.
Zie Reershemius, Ostfriesl. Prediger - Denkmahl, S. 482; Wiarda, Ostfriesl. Geschichte, Th. III. S. 58; Groen van Prinsterer, Archives, T. IV, p. 240; Gabbema, Epp., p. 185; J.W. te Water, Hist. v.h. verb. en de Smeekschriften der Edelen, D. IV, bl. 383; M. von Wicht, Ostfr. Landr., bl. 204, 558; J.J. Dodt, Pogingen om eene meer grondige beschrijving der geschiedenis der Ned. voor te bereiden, bl. 56; mr. H.v. Feith, Gron. Volks-Alm. 1838, bl. 188, volgg. Cat. d. Bib. van letterk., D. III. bl. 245.