Van hier naar Groningen beroepen, aanvaardde hij den 16den Februarij 1629 aldaar het professoraat in de zedekunde. Zijn werkkring onderging na den dood van Nic. Mulerius eene aanmerkelijke uitbreiding, daar ook het onderwijs in de wiskundige wetenschappen nu voortaan zijn taak werd. In 1629 bedankte hij voor een beroep naar Deventer, doch hij zou in 1645 gehoor gegeven hebben aan een beroep tot theol. professor te Harderwijk, indien de hoogleeraren te Groningen hem niet in plaats van den stoel der wiskunde dien der theologie hadden aangeboden.
Hij bezorgde verbeterde uitgaven van zijns vaders Grammatica Graeca N.T. en van diens Lexicon Graeco-Latinum in N.T. en Mannale Graec. Vocum. Ook volgens Jöcher, te Oxford, Kätzen und General-Ideen von Martin Serendus Massilius Palamonas, Oratio pro linguae Arabicae professione in schola theologiae. Hij overleed den 28sten Januarij 1658. Hij is nimmer gehuwd geweest.
Zie Progr. funebre; Effigies et Vitae Prof. Gron., p. 109-111; Parentalia Mart. Pasoris nimirum orat. funeb. ab Abd. Widmario dicta; Vita Pasoris ab ipsomet assignata et Epicedia in ejusdem obitum. Gron. 1628. Bayle, i.v.; Kok, Vad. Woordenb, D. XXIII, bl, 354; de Groot, Gesch. der Broederenkerk, bl. 143; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges. bl. 163; Gedenkb, d. Gron. Hooges. bl. 21; Vriemoet, Ath. Fris. p. 243; Glasius, Godgel. Nederl. Benthem's Hollandischer Kirchen- und Schulenstaat. Th. II, p. 228; Jöcher; Rotermund.