[Bartholomé Eduard de Paravicini di Capelli]
PARAVICINI DI CAPELLI (Bartholomé Eduard de), zoon van Caspar, officier in Nederlandschen dienst, en kleinzoon van Jean, geboren te Breda, den 24sten Februarij 1724. Den 14den December 1744 tot onderluitenant bij het wapen der artillerie aangesteld, is hij den 6den December 1746 tot 1sten luitenant, den 7den April 1749 tot kapiteinluitenant, den 24sten October 1770 tot kapitein, den 30sten Augustus 1779 tot majoor, den 18den Januarij 1785 tot luitenant-kolonel, den 13den October 1787 tot kolonel onder den kolonel Dupont, tot kolonel, na den dood van Dupont, bij het wapen der artillerie, den 5den Februarij 1788, den 19den Februarij 1788 tot kolonel en chef der artillerie en inspecteur-generaal der grofgeschutgieterij en artilleriemagazijnen, en den 24sten Januarij 1794 tot generaal majoor, door den Raad van Staten bevorderd geworden, en nam in 1795 zijn ontslag. Door koning Lodewijk werd hij in 1808 benoemd tot ridder van de Unie, en overleed te 's Gravenhage in 1810.
Als luitenant-kolonel zijn door hem op den 27sten December 1785, den 14den Februarij 1786 en den 13den Maart 1786 zeer delangrijke memoriën aan den Raad van Staten ingediend, betrekkelijk het verbeteren van de zamenstelling van het wapen der artillerie, waaromtrent reeds eene memorie door den generaal de Maillebois was medegedeeld. Die stukken zijn bij resolutie van den Raad van Staten van den 27sten April 1786 aan de Staten Generaal toegezonden. Bij de zamenstelling, die den 21sten Februarij 1793 aan de artillerie is gegeven, zijn zijne voorstellen niet gevolgd, maar ten gevolge van de daartoe door hem gedane voorstellen zijn op den 9den November 1789 drie artilleriescholen opgerigt. In het jaar 1794 had hij het bevel over de voerhoede van het leger, dat onder de leiding van prins Willem van Oranje den 20sten April zich meester maakte van het versterkte kamp,