[van Panhuys]
PANHUYS (van), dapper zeekapitein. In den zeeslag bij Solebay 1672, kweet hij zich trouwhartig van zijn pligt tot dat een kogel hem het eene been verbrijzelde en het andere deerlijk kwetste. Ook vermeldt men hem in de zeegevechten van het volgende jaar, o.a. in den tweeden, waar hij zich niet minder dapper gedroeg.
Zie Brandt, Leven van de Ruyter, bl. 320, 396, 673; J.C. de Jonge, Gesch. v.h. Nederl. Zeewezen, D. III, bl. 129, 153.