Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15
(1872)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 76]
| |
denis, aardrijkskunde en wiskunde aan te ontvangen, vervolgens kwam hij op de school van Koning te Medemblik, om voor het Instituut der Marine opgeleid te worden. In Oct. 1836 werd hij, na loffelijk afgelegd examen, op dat Instituut toegelaten. Na afloop van den vierjarigen cursus, werd hij in September 1840 tot adelborst der eerste klasse bevorderd en in November op de brik de Courier, bestemd naar de O.I., onder bevel van den kapitein-luitenant Willinik geplaatst. Eerst na 77 dagen kwam de Courier ter reede op den 26sten April 1841. Spoedig verzeilde het schip naar de Zuidkust van Java, later naar Soerabaja en verder naar Bali en volgende eilanden ten Oosten om zeeroovers op te zoeken, die zich echter niet vertoonden. In November 1841 bekwam de Courier een min aangename bestemming naar de westkust van Sumatra (Padang) en moest daar tot in Oct. 1842 verwijlen. Na de aankomst te Batavia ging de Courier naar Soerabaja om aldaar eene herstelling te ondergaan, die lang duurde. Den 4den Dec. 1843 keerde Pan naar het vaderland terug, werd aldaar op non activiteit gesteld en in Oct. 1844 luitenant der tweede klasse. In de lente van 1845 werd hij geplaatst op de Schoener de Vos, onder bevel van den luitenent der eerste klasse J. de Haan, bestemd naar West-Indië. Den 23sten Mei verliet deze bodem de reede van Hellevoetsluis en kwam 7 Julij in Suriname aan. Daar hij door de hitte van het klimaat ongesteld was geworden en zijn lever was aangedaan, kreeg hij verlof (1847) om tot herstel zijner gezondheid naar het vaderland terug te keeren. Na zijne herstelling in het vaderlijk huis werd hij, (in April 1849) voorloopig op het wachtschip de Schelde, te Hellevoetsluis geplaatst, waar hij, als commissaris tot instructie der strafzaken, blijken gaf van zijn vlugge bevatting. Reeds in Aug. werd hem het bevel over de kanonneerboot, liggende op de rivier voor Millingen. opgedragen, ten gerieve van het onderzoek voor de in- en uitgaande regten der op- en afvarende schepen, doch in November 1850 werd hij tot zijne groote vreugde geplaatst op het fregat de Prins van Oranje, voerende 60 stukken en bemand met 600 koppen, onder bevel van kapitein ter zee Bijl de Vroe, met bestemming naar de Middelandsche Zee. Kort na de terugkomst (22 Nov. 1851) liep het fregat nu, naar de West-Indiën en Centraal- en Noord-Amerika bestemd, weder in zee. Het doel was, overal inlichting omtrent den plaatselijken toestand en den handel op te doen, en zelf te onderzoeken, hoever de spoorweg naar Panama was gevorderd. Voor Greytown werd 14 weken doorgebragt, en had Pan ruim tijd een opstel over Centraal-Amerika te maken, in de | |
[pagina 77]
| |
Groninger Courant van 20 April 1852 geplaatst en herdrukt in zijne biographie door Dr. C.A. Abbing. In het vaderland weêrgekeerd, verliet Pan met leedwezen zijn schoon schip en kameraden om zich naar het bad Benthem, ter herstelling zijner gezondheid, te begeven. In November 1853 werd hij op de brik de Lynx geplaatst onder bevel van den kapitein-luitenant de Vaynes van Brakell, bestemd naar de W.I. Aan boord door de geele koorts aangetast en te Curaçao ten huize van mevrouw de weduwe Schotborg met liefde verpleegd. In zijn vaderland teruggekeerd (hij had nu den rang van eersten luitenant verworven) besloot hij, op raad van zijn geneesheer, niet meer naar de heete luchtstreken terug te keeren en werd in 1856 benoemd tot directeur der werkplaatsen en magazijnmeester van het algemeen betonningsmagazijn te Eukhuizen, en twee jaren later tot inspecteur over het loodswezen, de betonning, de bebakening en verlichting in het vijfde district te Hellevoetsluis benoemd, in welke betrekking hij den 29sten Augustus 1858 overleed. In de laatste tijd zijns levens begon hij nu en dan voor het publiek te schrijven. In de Recensent leverde hij eenige beoordeelingen van werken tot de zeevaart betrekkelijk. In dagbladen plaatste hij onder anderen een opstel over de lijfstraffen aan boord en over de zeemanshuizen. Zijne aankondiging van het Zeemanswoordenboek van van Lennep met eene proeve van aanmerkingen, geplaatst in den Recensent voor Nov. en Dec. verwierf hem het lidmaatschap van de Maats. van Ned. Letterk.
Zie Dr. C.A. Abbing, Leven van T. Pan in Handel. der Jaarl. Alg. Vergad. v.d. Maatschappij v. Ned. Letterk. 1860. |
|