Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15
(1872)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Johannes Alexander Wijnandus Pagenstecher]PAGENSTECHER (Johannes Alexander Wijnandus), oudste zoon van Henricus Theodorus, werd in 1722 te Hamm geboren, studeerde te Duusburg, promoveerde er in 1748 in de regten, en was aldaar langer dan tien jaren ambtgenoot van zijn vader. Gedurende den zevenjarigen oorlog nam hij de wijk naar Wageningen, vanwaar hij den 28sten October 1757 tot hoogleeraar in de regten te Harderwijk werd beroepen. Eerst den 14den van Louwmaand 1758 hield hij zijne intreerede over de regtsgeleerdheid van Tertullianus. Van tijd tot tijd ontving hij van de zijde van curatoren vereerende blijken van hoogschatting, zoo als de benoeming tot professor primarius, de opdragt van het onderwijs in het leenregt (1765) en van geheel het philosophische deel der regtswetenschap. Van tijd tot tijd greep hij de hem aangebodene gelegenheden aan, om opentlijk over gewigtige onderwerpen te handelen, zoo sprak hij in 1760 de utilitate, fundamentum obligations non constituente, neque in statu naturali, neque in statu civili adventitio; in 1772 de jurisprud. Nat. praestantia; in 1784 de militibus alieno stipendio militantibus. Meermalen verhoogde hij de plegtigheid, waarmede de opentlijke promotiën van verdienstelijke studenten in dit vak vergezeld gingen, met redevoeringen, zoo als over Antoninas pius (1766), over den eigenlijken en waren aard der tucht bij de Protestantsche gemeente (1776); utrum testamentariae tutelae etiam in regnis non patrimonialibus locus sit dandus (1789). Den 11den Junij 1794 verkreeg hij zijn emeritaat met den titel van Professor honorarius, en overleed 26Ga naar voetnoot1) Aug. 1796. Hij huwde met Maria Elizabeth van Groin.
Zie Meusels Lexic., Th. X, p. 270 volgg.; Weidlichs Biogr. Nachr. 3er B.S. 234; Int. Bl. der Algem. Zeit. 1800, p. 1404; Strider, Th. X, S. 233; Rotermund; Bouman, t.a.p. bl. 278, 404, 420, 489. |
|