Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 13
(1868)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 420]
| |
1696 als proponent te Assen beroepen, doch had hier weinig gezonde dagen, zoodat reeds in 1701 de kerkenraad bij Drost en Gedeputeerden klaagde, dat in anderhalf jaar maar eenmaal des zondags en dat nog wel door anderen gepredikt was, enz. Deze stonden hem hierop toe de dienst tot 1 Mei 1702 te laten waarnemen, hetwelk jaren geduurd heeft, tot dat eindelijk in 1709 door hen besloten werd hem een jaarlijksch pensioen van f 250 als emeritus aan te bieden. Hij nam er genoegen mede en is daarna te Groningen gaan wonen, waar hij den 21sten Augustus 1714 overleed en in de Noorderkerk onder den predikstoel begraven werd. Nijloë was een der opbouwers van onze taal, en wordt als zoodanig door Huydecoper, ten Kate, Ypey Siegenbeek en anderen geprezen. Zijne Aanleiding tot de Nederd. Taal, verscheen omstreeks het begin der 18de eeuw, zonder naam, maar werd later met zijn naam uitgegeven. In 1711 verscheen te Leeuwarden de tweede druk, kl. 8o. nu vermeerdert met een vervolg (de Maatschappij van Ned. Lett. te Leyden bezit een exemplaar met aanteekk. van M. Tydeman), in 1723 te Amsterdam in kl. 8o. de 3de dr., en in 1746 te Amsterdam een 4de druk. In 1751 gaf D. van Hoogstraten een 5de dr. kl. 8o. Als dichter maakte hij zich bekend door een drietal stukjes vóór zijne Schriftuurlijke Redevoeringen, Gron. 1711 en Amst. 1724, en zijne Stichtelijke Mengelstoffen, ald. 1740. In zijne exegetische schriften volgde hij de Coccejaansche rigting. Daartoe behooren: Schriftuurlijke Aanmerkingen, waarin vele plaetsen der Heilige Schrift verklaert, of uit Historien en Oudheden opgeheldert worden, met pl. Leeuw. 1710, Amst. 1732, 4o. Uytgezochte Bijbelschriften, 1703, Leeuw. 1707, Delft, 1723, Amst. 1742, Rott. 1748 (3de dr.) Schriftuurlijk Licht, Gron. 1713, Amst. 1735. Predikatien en andere stichtelijke Mengelstoffen over uitgeleeze plaatsen van Godts H. Woord, Leeuw. 1711, Amst. 1721 (3de dr.), 1740, 4o. Voorts gaf hij in het licht: XII Predikaetsien over voorname plaatsen der H. Schrift, Gron. 1702, 4o. VI Predikaetsien over verscheiden Texten der H. Schrift, Leeuw. 1716, 8o. Onderwijs in de voornaamste Leerstukken van den Christ. Godsdienst, Gron. 1711. Leer der Waarheid, 8o.
Zie A. Ypey, Bekn. Ges. der Ned. Taal, D. I. bl. 504, 507, 535; Ges. van de Chr. Kerk in de 18e Eeuw, D. VIII. bl. 402. Ypey en Dermout, Ges. der Ned. Herv. Kerk, D. III. bl. 367 en Aant. bl. 187; Glasius, Godg. Ned. o.h.w. Romein | |
[pagina 421]
| |
De Herv. Pred. van Drenthe, bl. 11, 12; v.d. Aa, N.B.A.C. Woord. Kobus en de Rivecourt, Siegenbeek, Bekn. Ges. der Ned. Lett. bl. 320; Collot d'Escury, Holl. Roem in Kunst. en Wet. D. IV. St. II. bl. 40; Huydecoper, Proeve van Taal en Dichtk. Register. van Kampen, Bekn. Ges. der Ned. Lett. D. II. bl. 191; Boekz. der Gel. Wer. 1721. a. bl. 404; Cat. der Bibl. der Maats. van Ned. Lett. D. I. bl. 126, 127; Abcoude, Naaml. bl. 263. Aant. bl. 149; Arrenberg. Naamr. bl. 383; Cat. de Greve, bl. 70. |
|