door tusschenkomst van Bentinck, over de belangrijkste regeringszaken correspondeerde. Ook T. beschuldigt Wagenaar en zijne naschrijvers, ofschoon zij het voorgevallene vrij getrouwlijk opteekenden, van partijdigheid, die hij aantoont. Zeer groot is het getal pamfletten, pasquillen, gedichten en ook blaauwboekjes bij die gelegenheid in het licht gegeven, aangeplakt, uitgestrooid. Zij worden door Muller in zijn Bibl. van Pamfletten opgenoemd, doch nog veel meerdere in handsch. en gedrukt berusten bij de nakomelingschap van de hoofdschout. Jacob van Nyevelt was ook een groot voorstander der regtzinnige leer. Gailliard noemt hem, ‘un zélé fondateur de la secte des Piétistes, secte qu'on lui reproche d'avoir soutenue et favorisée avec trop d'ardeur en usant même de l'influence qu'il exerçait à raison des hautes fonctions, dont il était révetu.’ Hij overleed 24 Junij 1695, bij zijne huisvrouw Johannna van Beaumont, dochter van Arnold, geheime raad van den Prins van Oranje en president van den grooten raad van Brabant en Johanna Goch 5 kinderen nalatende: Arnold, geboren 2 Julij 1664, burgemeester van Rotterdam en Ruwaart in het land van Putten, vergezelde in November 1688 als edelman Willem III naar Londen en was den 23 Februarij 1689 bij zijne krooning tegenwoordig, huwde Martha Maria van Lichtenberg en overleed 10 Junij 1731; Johanna Christina; Arondine Maria, beide ongehuwd overleden; Herman geboren 28 October 1670 in 1693 secretaris van Rotterdam, huwde 9 September 1706 Ida Adriana van Berkel, en Jacoba in 1696 gehuwd met
Floris van Raven.
Zie Waaraght. Verh. van 't gepass. te Rott, soo ten regarde van het vangen, examineren en onthoofden van Cornelis Kosterman, als van gheene daar op is gevolght. Door A.M. Rott. 1690 4o; Verz. van eenige Stukken en Bewijsen, dienende tot ophelderingh van het leven ende daeden van den heer en meester Jacob Zuylen van Nyevelt, gewesen hoofd-offic. der stad Rott. Dord. 1690 4o.; Crimin Eysch van den Procur. Gener. van Holl., Zeel. en West-Friesl. op en jegens Jacob Zuylen van Nyevelt, 1691 4o.; Concl. v. Antw. in de zake voor den Hogen Rade in Holl. latispendent tusschen mr. J.v.Z. - contra de Procur. Gener. enz. 's Hage 1691 fol.; Beroerd Nederl. Holl. Merc. 1690; Wagenaar, Ned. Hist. D. XIV bl. 122; Cerisier, Ned. Gebeurt. Bilderdijk, Gesch. des Vaderl. D. X bl. 345 v.; (Suiker), Gerlof en Verburgh, Alg. Hist. D. II bl. 205; Ger. van Loon, Ned. Hist. penn. D. III bl. 507, 508 (penning voorstellende den brand van het huis van v. Zuylen) J.F. Martinet, het Vereen. Ned. bl. 337; Muller, Cat. v. Pamfl.; Gailliard, p. 92; Coll. van Stukken rakende het tumult te Rott. en plunder. van het huis van den Bailliu mr. Jacob Zuylen van Nyevelt, deels gedrukt, deels mss. in een zware foliant in bezit van de familie Zuylen; Rotterd. Pasquil en Zangbund. of verzam. van al de gedichten en
pasquillen en liedekens, ter gelegenh. van den oproer tot Rott. ontstaan, omtrent het uitwerpen van den heer van Zuylen van Nyevelt, gewezen hoofd-offic. ald., en het afbr, van deszelfs huis en hof, openb. aangesl. en gezong., neffens