Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 13
(1868)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Cornelis Star Numan]NUMAN (Cornelis Star), zoon van den vorige, werd den 2 Februarij 1807 te Sappemeer geboren. Na gedurende zijne kinderjaren het gewone volksonderwijs te hebben genoten, werd hij 7 jaren oud te Hoogezand aan de zorg van P.J. Rünckel, die aldaar een inrigting voor beschaafd middelbaar onderderwijs had, toevertrouwd. In 1822 werd hij student te Utrecht, en reeds in het volgende jaar zijne verhandeling de Latina recentiorum poësi et de Horatio atque Sarbievio inter se com- | |
[pagina 355]
| |
paratisGa naar voetnoot(1) door de Luiksche Academie, en in 1825 zijne lofreden op Viglius ab Aytta door die van Gent het eermetaal waardig gekeurdGa naar voetnoot(2), In 1825 ging hij, na het bekomen van den graad van candidaat in de Besp. wijsb. en Letteren, over tot de studie der Regtsgeleerdheid, onder Arntzenius, de Brueys, van Enschut, N.C. de Fremerij en later onder Holtius en Ackersdijck. Met jeugdigen ijver werd aan de Grondwet van 1815 door hem en eenen zijner vrienden eene opzettelijke studie gewijd. Als vruchten van dit onderzoek zijn eenige opstellen door hem in tijdschriften geplaatstGa naar voetnoot(3). Ook behoorde hij en zijn vriend Hora Siccama tot de redactie van het in den jare 1826, 27 in de studentenwereld veel opgang makende Utrechtsche Akademieblad, de gekortwiekte Faam, waarin de opstellen over de besluiten betreffende het Hooger Onderwijs in no. XIII volgg. van hem en een zijner vrienden en de Beschrijving van een jaardagh der Hoogeschoole tot Utrecht ten jare 1826, in den stijl van Hooft, in No. X van hem alleen is: Ook gaf hij in 1830 anoniem, Het petitie-regt van ingezetenen aan de Staten Generaal gehandhaafd, te Utrecht bij J Altheer in het licht. Uit den veldtogt van 1830, waaraan hij deel nam, wedergekeerd, gaf hij eene Diatribe in Nicolai Machiavelli opusculum del principe inscriptum als Akademisch proefschrift uit. Het geheel geschiedkundig eerste boek de Nicolai Machiavelli vita, aetate et scriptis, werd verdedigd onder het praesidium van Prof. van Heusde en verwierf Numan honoris causa den titel van Philos. Theor. Mag. Littor. Hum. Doctor; het tweede meer bijzonder handelende over Machvelli's werkje Del Principe werd verdedigd als inaugurale dissertatie ter verkrijging van den rang van Jur. Rom. et Hod. Doctor. Na het overlijden van Gabinus de Wal (22 Oct. 1833) kozen curatoren der Groninger Hoogeschool Numan in zijne plaats en den 11 Junij 1834 hield hij zijne inwijdingsrede de Jure publico hâc nostrâ aetate potissimum recte excolendo. Zes jaren later legde hij de Rectorale waardigheid neder met eene rede de patrio Jure-consulto, academica institutione informandoGa naar voetnoot(4). Gedurende dit Rectoraat smaakte hij op den 11 Junij 1840 het genoegen zijnen Akademievriend W. Muurling als opvolger van van Oordt in te leiden met een korte schets van | |
[pagina 356]
| |
zijn leven en wetenschappelijke verdiensten. Kort te voren had hij eene dergelijke schets gegeven van J. Lenting, die op den 21 Mei 1840, als opvolger J. ten Brink zijne betrekking aanvaardde. Beide programata getuigen van Numans geschiktheid om in korten en sierlijken Latijnschen stijl zijn gedachten uit te drukken. Nog eenmaal, in het jaar 1854-1855, vervulde hij de rectorale waardigheid, en droeg deze op den 11 October 1855 over, na het uitspreken eener redevoering de disciplinae quae in Juris naturâ explicandâ versatur, sive de Juris doctrinae philosophicae ambitu et gravitate. Hij overleed in den avond van den 9 Mei 1857. Behalve van andere genootschappen was Numan lid van het Prov. Utr. Genoots. en de Maats. van Ned. Letterk. te Leyden. Hij huwde Octavia Cornelia Susanna van Swinderen, dochter van Jhr. mr. Oncko van Swinderen van Rensuma, welk huwelijk met een vijftal kinderen werd gezegend. Behalve de reeds gemelde schriften zijn nog van zijne hand: Inleiding tot de wetenschap van het Europische volkregt, nagelaten werk van Prof. G. de Wal met voorr. van Numan Gron. 1835. Zede- en staatkundige Toespraken van Dr. W.E. Channing, Met eene voorr. van Mr. C. Star Numan Gron. 1850. 51, 2 d. Verslag over de bronnen van oud-vaderlandsch regt, met. betrekking tot de stad en provincie Groningen. Aanteekk. v h. verhandelde in de Sectie vergad. v.d. Utr. Genoots. over 1853-1854; Sectie voor Regtsgel. en Wetg. bl. 13 en Bijlagen 13 bl 48-58. Joan Melchior Kemper, als Nederlandsch Staatsman geschetst in de Gids. Jaarg. 1841 no. 4 en 6, en afzonderlijk Amst. bij G.J.A. Beijerinck, Amst 1841. Schets van het leven en karakter van Mr. Jhr. Wicher van Swinderen in den Algem. Kunst en Letterb. van 1836. Schets van het leven en karakter van Alexander Numan in Handel. der Maats. van Ned. Letterk. 1853. Tammo Sypkens tot aandenken voor zijne vrienden, geschetst door mr H A. Spandau en mr. C. Star Numan, Gron. 1843. Ter nagedachtenis van Ph.W. van Heusde, Gron. 1839. Aanspraken aan de comp. vrijwillige Jagers van de Utr. Studenten, Almanak voor 1831 bl. 155-162, voor 1834 bl, 115-126; Annales Acad. Rh. Traject à 1833-34, in Orat. T.G. van Lidth de Jende p. 21: Verslag van de derde rêance der vrijw. Jagers van de Utr. Hoogeschool, Utr. bl. 9-19. Ook bestaat er een Hoogd. vertaling van zijne dissert. get. C.S.N. Untersuchung über Nikolo's Machiavelli's Buch vom Fürsten. Nach d. Latien. Deutsch bearbeit von Ferd. Gauter, etc. Karlsrühe, 1841. | |
[pagina 357]
| |
Zie Mr. Philipse in Hand. der Maats. van Ned. Lett. 1858. de Wal, Aanzpr. ler opening der Jaarl. Verg. op den 18 Junij 1857 bl. 5, Hand. der Alg. Verg. 1856. bl. 51 volgg. W. Woldringh, Diss. inaug. qua duae Quaest. Juris publ. Belg. expl. p. 64, not. 36; Annal. Acad. Rh. Traj. a. 1833-34. p. XXVIII, Verslag der Jaarl. Verg. van het Prov. Ulr. Gen. 1858. Algem. Kunsten Lett. voor 1834. bl. 29 -299, 312-317. 1838. bl. 459-61, 1841. bl. 313-315; Bijdr. tot Begtsg. en Wetg. D. IX. bl. 224; J. de Bosch Kemper, in Staatk. en Staathuishoudk. Jaarb. voor 1857 Voorb. bl. IX. Ned. Jaarb. voor Regtsg. en Wetg. D. III bl. 296; Gedenkb. van Gron. Hoogesch.; Niederl. Mus. dritte Heft, Carlsr. 1838; Kobus en de Rivecourt. |
|