[Hermanus Numan]
NUMAN (Hermanus) werd in 1744 te Ezinge, bij Groningen geboren, oefende zich in zijns vaders fabriek van verlakte goederen, in het teekenen van vogels, landschappen enz., werd vervolgens te Haarlem bij den behangselschilder Jan Augustini in de leer besteld, bleef daar vier jaren, keerde naar Groningen terug en vervaardigde er portretten, zoo in olieverw als pastel. Toen hij 24 jaren bereikt had, ging hij, ter voortzetting zijner studiën, naar Parijs, en kwam daar in kennis met den graveur le Bas, 't geen hem aanleiding gaf zich ook op die kunst toe te leggen. Een jaar later keerde hij naar zijn vaderland terug en zette zich te Amsterdam neder, vervaardigde er portretten en hielp Jurriaan Andriessen in het schilderen van eenige tooneelschermen voor den Schouwburg. Ook gaf hij onderwijs in de teekenkunst en gaf, ten behoeve zijner leerlingen, een werk uit, getiteld:
De beoefening der Teekenkunde, door de eerste gronden der meetkunde gemakkelijk gemaakt, Amst. 1807-1812, 4 st.
In 1797 gaf hij een stel van 24 prent-teekeningen in het licht. Zij stellen Hollandsche buitenplaatsen met hare beschrijving voor. Zij zijn luchtig geëtst en in kleuren, met het penseel opgewerkt.
Men heeft ook van hem:
Gedachten over den smaak, benevens eene Verklaring van de schoonheid van de schilderkunst, naar het Hoogduitsch van R. Mengs, Amst. 1773, 8o.
Men vindt van hem in de kunstverzamelingen wonder fraaije teekeningen, bestaande in landschappen, zoo van eigen vinding als naar schilderijen van Numan aan. Eene teekening van den Delfschen van der Meer, voorstellende een Gezigt op Delft, goldt op de verkooping van den baron van Leyden f 36; een dergelijke naar A. Cuyp, op die van C. Singendonck f 59. Hij was directeur ven de Maatschappij Felix Meritis, en lid van het Koninklijk Nederlandsch Instituut Hij overleed den 9den Maart 1820.
Zie Immerzeel, t.a.p. Kramm, t.a.p. Kunst- en Lett. 1820. D. I. bl. 177. Arrenberg, Naamr. bl. 382; v. Cleeff, Naamr. bl. 432.