Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 13
(1868)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 329]
| |
[François de la Noue]NOUE (François de la), bijgenaamd Bras-de-fer, zoon van François de la Noue, den 2den van dien naam, en van Bonaventure l'Espervier, werd in 1531 geboren, Reeds in zijn jeugd voerde hij de wapenen, en onderscheidde zich in Italie. In Frankrijk wedergekeerd, omhelsde hij de partij der Calvinisten, die hij belangrijke diensten bewees. Hij ontnam in 1567 Orleans aan de Catholyken, had het bevel over de achterhoede in het gevecht te Jarnac in 1569 en maakte zich meester van Fontenai, Oleron, Marennes, Soubise en Bruage. Het was bij het innemen van Fontenai, dat zijn linkerarm verbrijzeld werd en hij een ijzeren arm liet vervaardigen, van welke hij zich zelfs bediende, om de teugels van het paard te bestieren. In 1571 naar de Nederlanden gezonden, verrastte hij Valenciennes. Na den St. Bartholomeus-moord, benoemde de koning hem tot bevelhebber van de troepen, die naar Rochelles werden gezonden, doch hij gebruikte dit leger ter versterking der partij van de Protestanten. In 1578 tot maarschalk van 't leger der Algemeene Staten aangesteld, behartigde hij de belangen der Nederlanden tegen de Spanjaarden, tot dat hij den 10den Mei 1580 bij Ingelmunster overvallen en gevangen genomen werd. Eerst in 1584 werd hij op vrije voeten gesteld, onder beding, dat hij niet meer tegen den koning van Spanje zou mogen dienen. Hij diende vervolgens met grooten roem onder Hendrik IV, tot dat hij, bij het beleg van Lambale in 1591, door een musketkogel werd gedood. Hij was een der grootste, dapperste en eerlijkste mannen van zijn tijd. Hendrik IV riep bij het vernemen van zijn dood uit: ‘Nous perdons un grand homme de guerre et encore plus un grand homme de bien.’ De Fransche en Nederlandsche geschiedenissen zijn vol van zijn lof. Bor legt de schitterendste getuigenissen van hem af. Hooft schrijft: ‘hij was een heer van den gezuiverden godsdienst, en wijdbefaamt om zijn krijgskund' en voorzightigheit; maar wiens deughdzaamer, oprechter en zoetelyker van zeeden, misschien veele eeuwen opwaarts niet hadden voortgebraght.’ Vijand en vriend hadden de grootste achting voor hem en beweenden zijn dood. ‘C'était,’ zijn de woorden van Daniel, ‘un des plus grands capitaines et de l'aven de tout le monde, un des plus honnêtes hommes de son temps. Il n'est pas seulement loué dans nos histoires, par les historiens de la réligion prétendue réformée, à laquelle sa vertu et sa régularité faisoient beaucoup d'honneur, mais généralement par tous eeux, qui ont parlé de lui, et par les Espagnols même.’ In Brantôme, du Thou, Davila, la Popelinière, Strada, St. Marthe, Mezerai, Dupleix, Moreri vindt men veel tot zijn lof. Volgens sommigen zou hij | |
[pagina 330]
| |
tot het verbond der Edelen behoord hebben, doch zulks is niet genoegzaam bewezen. Hij schreef: Discours politiques et militaires, Bâle, 1587, 4o. La Rochelle, 1590, 12o. 1638, 8o. In het Hoogd. vertaald, Frankfort, 1592, 4o. In 't Eng. Londen, 1597, 4o. Observations sur plusieurs choses advenues aux trois premiers troubles, qui se sont passés en France de 1562 à 1579. Déclaration de F. de la Noue pour la prise d'armes et la défense de Sedan et de Jamets, Verdun, 1588, 8o. Ook heeft men van hem: Observations politiques et morales sur l'histoire de Guicciardin, die op den kant der Fransche vertaling van Chomedy, Paris, 1568, 1577, Genève, 1577, 1583, 1593, 2 vol. zijn gedrukt. Andreas Demetrius, predikant te Dordrecht, gaf er in 1599 (Dordr. 4o.), eene overzetting van, met den tel: Oorlogen van Italien, bescreven door François Guicciardin, Edelman van Florence, met seer schoone polityque, oorlogse ende morale aanteekeningen van Monsr. de la Noue. Den ghematichden Christen, of van de maticheyt die men ghebruyeken moet in religions verschillen, tot ghemeene rust der kercke, eenicheyt der Christenen ende 's landts welvaren. Seer noodich in desen tijdt om de ghemoederen te matighen, die ghenen die al te lichtveerdichlijck hare broederen haten en veroordeelen tot droefheyt der vromen ende blijdschap onser vijanden. Ghetrocken meestendeel uyt het boeck van wijlen den edelen wijsen ende seer vermaerden Franschen Heere, mijn Heere de la Noue, gheintutileert Discours politiques et militaires, ende by een ghestelt door J. de la Haye, bedienaar des evangeliums van de Fransche Gemeynte in s' Gravenhaghe. In s' Graven haghe bij Hillebrand Jacobsz. 1613, 4o. Ph. Kervyn de Volkaarsbeke, Correspondance de François de la Noue, surnommé Bras de-Fer, accompagnée de notices historiques et précédée de la vie de ce grande capitaine, avec portrait et facs. Gand et Paris, 1854, 8o. Moise Amirault heeft zijn leven geschreven. Hij huwde Marguérite de Teligni, zuster van Charles, echtgenoot van Louise de Coligny, die hertrouwde met prins Willem I, die hem drie kinderen schonk: Odet de la NoueGa naar voetnoot(*), kapitein onder Hendrik IV, dichter van de Poésies Chrétiennes, Genève, 1594, 8o., waarschijnlijk schrijver van Vie et Description de la Tyrannie, Reims, 1577, 16o. en Dictionnaire des rimes françaises, selon l'ordre | |
[pagina 331]
| |
des lettres de l'alphabet, plus un amas d'épithêtes, recueillies des Oeuvres de Dubartas (Genève, Vignon, 1596, in 8o. en Coligny (Genève) 1624, (l'amas d'épithêtes is van Simon Goulard), Theophile de la Noue, die den naam van Teligni (zie Teligni), aannam, en eene dochter, gehuwd met den markies de la Moussaie.
Zie, behalve de genoemde Fransche schrijvers, Luiscius, Hoogstraten. Kok, Kobus en de Rivecourt, Biogr Univ.; Biogr. Hist.; Biogr. Gén.; Bauer, Jöcher en Adelung; Lavie de Franç. Seigneur de la Noue, dit Bras-de-Fer, ou sont contin. quantité de Choses mémor., qui servent à l'éclairc. de celles qui se sont pass. en France et aux P.B. depuis le Commenc. d. Troubl. surv. pour la Reliqion, jusque à l'an 1521. Par Mr. Moyse Amirault, Leyde, 1661. 4o Docum. Hist inéd concernant les Troubl. d.P.B. 1577-1581, publ. avec d. Not. biogr. et hist. par Ph. Kervyn de Volkaersbeke et J. Diegerick. Avec d. facs. Gand, 1848-1850. 2 vol. T. II. p. 404-417; Ph. Kervyn de Volkaersbeke, Not. Biogr. sur Fr. de la Noue, surnommé Bras-de-Fer, Gand, 1848, 8o. Haag, La Fr. Prot.; Brantôme, Vie d. gr. Capit.; De Thou, Hist. sui temp. Lib. LVII. T. V; Mézerai, Daniel, Dupleix, Hist. de Fr.; Davila, Hist. d. Guerr Civ. en Fr.; Arcère, Hist. de la Rochelle; Simonde, Hist. d. Franç. T. XXVII. à XXXI; Etienne Couchois, Le Tombeau de la Noue, Melun, 1594, 8o. Bor, Ned. Oorl. B. I. bl. 55, B. XIII. bl. 78, 92, 99, 100. B. XIV. bl. 191. B. XV. bl. 207; Strada, de bello Belg. Dec. II. Lib. I. p. 34, 54. Lib. II. p. 68. Lib. III. p. 175, 177. seqq. 179; van Meteren, Ned. Ges. B X. bl. 101, 162; Hooft, Ned. Hist. B. VI. bl. 248. B. VII. bl. 269, 276 B. IX. bl. 359. B. XIV. bl. 592; de Tassis, de Tum Belg. Lib. IV. p. 324. Lib. VI. p. 428 Lib VII p 489; Wagenaar, Vad. Hist. D. VII. bl 224, 272, 273, 277, 289, 317, 318; te Water, Verb. der Edel. D. III. bl. 170 volgg. D. IV bl. 445, 446; Bilderdijk, Vad. Hist. D. VII bl. 298; Bosscha, Ned. Held te land, D. I. bl. 256; Groen van Prinsterer, Arch. (Index); Schotel, Kerk. Dordr. D. I. bl. 245; Brunet, Man. du Libr. p. 567; Nijhoff, Bijdr. voor Vad. Geschied- en Oudheidk. D. VIII. St. I Aanh. en berigt. bl 25; Beknopt Biogr. Handw. van Ned. uitgeg. door A.E.C. van Someren, i.v. Nav. D. VIII. bl. 258. D. IX. bl. 14, 78, 181; De Kempenaer, Vl. Chron. bl. 250, 254, 255, 275, 295, 299, 315, 349. Mil. Spect. D. II. bl. 137. Muller, Cat. van Portr. |
|