Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 13
(1868)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 326]
| |
boetseren oefende; tot in 1793 de staatkundige omstandigheden eene groote verflaauwing voor de schoone kunsten en dien ten gevolge in de werkzaamheden zijns meesters te weeg bragten. Reeds had hij den ouderdom van 28 jaren bereikt, toen hij zich weder aan de kunst wijdde, de natuur tot gids nam en zich met onbezweken moed op het schilderen toelegde. Achtereenvolgend behandelde hij verschillende vakken, en bragt zeegezigten, landschappen, winters, stads- en kustgezigten op het doek. Boven alle muntten zijne stadsgezigten en landschappen uit en deze staan ook het hoogst bij de kunstkenners aangeschreven. De Noter heeft vele aanmoediging mogen ontvangen. Brussel, Doornik, Gend, Rijssel, Kamerrijk, beschonken hem herhaaldelijk met het eermetaal; de Academiën van Amsterdam, Antwerpen, Gent en verschillende kunstgenootschappen droegen hem het lidmaatschap op. Zijne kunstwerken versieren de meeste Museums en Kabinetten in België, het Noorden van Frankrijk en Holland. In het Paviljoen te Haarlem bevinden zich 6 zijner voortbrengels; die zich door verscheidenheid van onderwerpen kenmerken. Overigens vindt men een aantal zijner werken vermeldt in Dictionnaire des hommes de lettres etc. de la Belgique, Brux. 1837. In 1830 en 1831 etste hij eene verzameling van landschappen, waarin onderscheidene naar Hobbema, die te Gent werd uitgegeven onder den titel van Recueil de Gravures à l'eau forte, dont plusieurs d'après Hobbema, par P.F. de Noter, Gand 1831. Hij was professor aan de Academie te Gent, deed verschillende kunstreizen door Frankrijk, Zwitserland en de Nederlanden. Uit zijne school kwamen o.a. Surmont de Volsbergen, Vermersch, Engel, Moerman, Lesij, enz., behalve zijne drie kinderen die hij bij Anna Maria de Keijzer verwekte. Hij overleed te Gent den 21 Maart 1842 in den ouderdom van 63 jaren. Men vindt eene uitvoerige biographie van hem in Messager des sciences historiques en Belgique 1843 p. 187. Bij Immerzeel vindt men zijn portret. Zie E.N. Cornelissen, Not. Biogr. de P.F. de Noter, Gand 1843 8o.; Immerzeel, t.a.p. bl. 267, 268; Kramm, t.a.p. bl. 1213, 1214; Muller, Cat. v. Portr. |
|