ongelukkigen te helpen. Hij bediende behoeftigen en godsdienstige gestichten van verschillende gezindheden om niet, en geringe weduwen, verdrukte weezen en andere ongelukkigen vonden altoos in hem een getrouwen raadsman en ijverigen voorstander. Van hier dat zijn huis de toevlugt was van rijk en arm, en het, zoo als ook zijne verschijning voor de balie, te regt een leerstoel voor vele jongere toen nog levende ambtgenooten mogt genoemd worden, waaronder Nikolaas Bondt, Hendrik Barlijn Luiken, Jacob Klinkhamer, Jan Baptista de Graaf.
Hij stierf aan een verval van krachten op den 6 Nov. 1771 in den ouderdom van bijna 70 jaar. Zijn lijk werd, op zijn uïtdrukkelijk begeerte, zonder veel gevolg, naar Haarlem gegevoerd, en aldaar in de Groote-kerk in stilte bijgezet. Petrus Burmannus Secundus gedacht zijner in een Latijnsch treurdicht door M.C. van Hall in Nederdnitsche versen overgebragt.
Tot de schriften, die, behalve de bovengemelde, nog van hem het licht zien, behooren een doorwrochte verhandeling, vervat in een berigt, ten behoeve van den baljuw van Noordwijkerhout gesteld, waarin vele bijzonderheden omtrent het Strandregt zijn bijeenverzameld, te vinden in de Nieuwe Nederl. Jaarboeken van 1769, bl. 578 volgg; vervolgens eenige naamlooze geschriften, die hij in 1740, ter demping van de stedelijke onlusten, die toenmaals te Amsterdam onder het gemeen plaats grepen, uit liefde voor orde en rust, in het licht gaf, alsmede eene door hem bewerkte redevoering in een kleinen kring van lettervrienden uitgesproken, over het ijdele en nuttige, dat hier beneden den mensch, als natuurlijk en verstandiglijk wezen, aankleeft en ten deele valt. Doch hetgeen boven allen uitmunt is die merkwaardige en mannelijke opdragt aan de toenmalige regering van Amsterdam, geplaatst voor het eerste deel der Handvesten en Privilegien van die stad, door twee andere regtgeleerden begonnen, doch door Noordkerk in 1755 voltooid. De Pleitreeden voor Deurhofs Job verscheen te Haarlem 1746 4o. Op Cat. der Bibl. van Mr. G.W. van Oosten de Bruijn komt bl. 36 een exemplaar voor Avec note intéress. de Mr. v.O. de Bruijn.
Zie J.S. Vernède Eloge de Mr l'Advoc. Noord. 1771. J. Wagenaar, Schets v.h. lev. der Aart en het Gedrag van den Heer. Mr. H.N. Amst 1771 8o.; Lev. van J. Wagenaar, bl 74; Mr. W. Schorer, Vert. over de ongerijmh. der hedend. Regtsgeleerdh. en prakt. Middelb. 1767; M.C. van Hall, Mr. H. beschouwd als Nederd redenaar en letterk. in Regtsgel. Verh. bl. 246. verv Sepp, Joh. Stinstra on zijn tijd. D. II. bl. 45, 65, 104 volg.; van Kampen, Mag. D II. bl. 191; Sepp. Het pleidooi van Mr. H.N. in Godgel. Bijdr. 1864, bl. 353 volg; Saxe, Onom. T. VI p. 477; C.G Haubold, Institut. Jur. Rom. p. 203; Sandbrink, de Advocat. Juribus ac doctrina, p. 138, 136; Lnlofs, Blair's lessen. D. II, bl 213-216; Collot