| |
[Joannes Nomsz]
NOMSZ (Joannes) in 1738 geboren, trad in zijn jeugd in zeedienst, doch zulks hem niet meer aanstaande, bleef hij aan wal, en huwde eene weduwe, eigenares eener suikerraffinaderij. Door zijne neiging voor studie verwaarloosde hij zijne zaken, die vooral na den dood zijner vrouw, in 1789, hoe langer hoe meer achter uitging: hij trachtte zijn levensonderhoud met schrijven te verdienen, en gaf zelfs les op eene lagere school der Portugeesche Joden. Nomsz was een der vruchtbaarste schrijvers en maakte zich als dichter, heldendichten, leer- | |
| |
dichten, hekeldichter, roman- en geschiedschrijver, criticus en als algemeen bel-esprit bekend. In 1764 trad hij als tooneeldichter met eene vertaling van Pirons treurspel Ferdinand Cortez, welken arbeid hij ijverig vervolgde, leverende aan het Amsterdamsche tooneel jaarlijks ettelijke nieuwe stukken, zoo eigenvervaardigden als verhalingen. De goedkeuring ja de geestdrift waarmede sommigen bij het publiek ontvangen werden, deed hem met dien arbeid voortgaan, zoodat er meer dan 50 tooneelstukken van hem voorhanden zijn. Het langst hielden zich Hambroek, de Ruiter en Maria van Lalain staande. Op zijne twintig eerste tooneelproducten (namelijk van 1764-1782 uitgegeven) gaf hij eene autocritiek in het licht, een wonderlijk mengelmoes van eigenlof, kennerenoordeel, aanduiding van opgemerkte schoonheden, valsch vernuft, gemeene beelden en uitdrukkingen, nietige vitterijen en brabbeltaal. Meermalen, en soms vrij scherp, zijn deze tooneelstukken en vooral de drie laatstgenoemde, opentlijk beoordeeld en getoetst geworden.
Gelukkiger slaagde Nomsz in zijn vroegeren tijd in het overbrengen van Fransche tooneelspelen, en zijne bearbeiding van Athalia, den Cid, Zaire en Soliman de tweede voor ons Nederduitsch tooneel. In sommige zijner oorspronkelijke blijen kluchtspelen heeft hij in sommige opzigten Langendijk overtroffen.
Even als treurspeldichter poogde hij als heldendichter Voltaire na te volgen. De Henriade bragt hem gewis op het denkbeeld tot het vervaardigen van zijn langdradig gedicht, in 24 zangen getiteld: Willem de eerste, of de Grondlegging der Nederlandsche Vrijheid. Tien jaren later (1789) gaf hij een gelijksoortig cyclisch gedicht (Maurits van Nassau, Prins van Oranje) van veel minder gehalte dan het eerste. Even langdradig en onbevallig is ook zijne berijmde vertaling van Florians Numa Pompelius. Men erkent er den autheur van de Attalia en Zaire niet in. Schoon geen Italiaansch verstaande, ondernam Nomsz toch eene overzetting van Tasso's Verlost Jerusalem, waarvan echter alleen het eerste gedeelte het licht zag. Gebrekkig, zelfs slordig is zijne vertaling der Fabelen van J. de la Fontaine. In zijne dichtverzameling, getiteld Mengelwerken, in 1782 in het licht verschenen, ontmoet men zijne beste gedichten o.a. Aan den Philosooph is regt Horatiaansch. Zijne vertelsels zijn los, naif en bevallig. Ook zijne hekeldichten verdienen lof: de zedekundige aanmerkingen zijn doorgaans vrij scherp en cynisch en de karakter schildering levendig en prachtig. In zijn opstel in proza, waarmede hij dezen bundel sluit (Abdallah of het onvolmaakte geluk) bootste hij Voltaires Zadig ou la destinée na.
Als prozaschrijver heeft hij verdiensten, vooral door zijn Mohammed, of de Hervorming, een politiek godsdienstige roman,
| |
| |
in 1780 uitgegeven en zijne Vertelsels (1781-1785), Mijne Uitspanningen, de Historie van Piet Snot, De tooneelspectator en anderen. Hij overleed den 25 Augustus 1803 te Amsterdam in het St. Pietersgastbuis. Zijn portret is meer dan eens door R. Vinkeles naar H. Pothoven, naar J. Verstegen en naar D. Bruyninx vervaardigd.
Zijne schriften zijn:
Nina, of de door Liefde gewordene zinloze, trsp. (vertaling) m. zang. z.p. of j. Denkelijk 's mans eerste in druk gegeven tooneelarbeid, oorspronkelijk niet voor het publiek, maar voor een bijzonder gezelschap bestemd, blijkens het naamloos geschreven voorberigt.
Ferdinand Cortez, overwinnaar van Mexico, trsp. gev. n.h. Fr. van A. Piron. Amst. 1764 met titelpl. van S. Pient.
Titus, trsp gev. n.h. Fr. van De Belloy, Ald. 1765 met titelpl. van Vinkeles naar C. Ploos van Amstel. De Maats. van Ned. Letterk. te Leyden bezit een exemplaar met vooringes. uitslaande pl., voorstellende de Romeinsche Hof-Gallery, met de afbeelding van het 8ste tooneel des 4den bedrijfs, naar de schilderij van J. Andriessen en H. Numan, geteekend door J. Bulthuis en gegraveerd door J. de Wit 1788 4to, en portr. van H.L. Lekain, Comédien du Roy, in den rol van Titus en Brutus en naar Huquier flls, door J.B. Michel p. 32.
Amosis, trsp. Ald. 1767 met titelpl. van S. Fokke. Hiertoe behoort.
Aanspraak aan den Heere.... toen zijn Ed. My, by de vertooning van Amosis, in zekere verdrietige zaak wilde inwikkelen (vierregelig dichtstuk), mondeling extemporé voortgebragt, 1767.
Noodige Onderrichting van J.N. omtrent verscheidene uitstrooisels rakende zijn trsp. Amosis, Amst. J. Smit, 1768.
Iemant en Niemant, zinspel, Ald. met titelpl. van S. Fokke. Hiertoe behoort W. van Ollefen Caspersz. Dichtregelen op het Zinnespel I en N van J.N.
Zoroaster, trsp. Ald. 1788, met titelplaat van S. Fokke. Hiertoe behoort Op het trsp. Zoroaster (dichtregelen get.) Sauve erreur. - Schouwburg-verzoek ter begravinge met Zoroaster Amst. 1768, teegens den 12 Dec. 4o.
Aan den liefderijken Aanspreker, die mijnen vermoorden jongsten zoon Zoroaster zonder eenig loon heeft grafwaarts geholpen (klinkdicht), 1768. - Aan een naamloozen briefschrijver (na de uitgave van Zoroaster) 1768. - Aan de Heeren Douwes (dichtregelen), 1768).
Bescheidene Aanmerkingen over de beoordeeling van Amosis, voorkomende in de Nieuwe Vad. Letteroef. D. I. No. 10, alsmede eene korte Verhand. over het trsp. Zoroaster, Amst. 1769.
| |
| |
Hekeldigt voor den Heere J. Nomsz, ter afgedwongen verdediging van Αϰαϰιαδης (L.F.v.B. (Le Francq van Berkhey, gedrukt voor den Schrijver, 1769. - Zotskap voor de Naamlooze Cabale van eerlooze, zoutelooze en faamrovende Lasteraars van J. le Francq van Berkhey, of de zoogenaamde Verdedigers der Heeren Nomsz wegens Zoroaster, en tegens het Hekeldicht van Akakiades, L.F.v.B. enz. Eerste en allerlaatste stukje. Gedrukt voor den Schrijver, 1769. - Verstaanbare en welterzaake doende Wederlegging van 't Weder antwoord door L.N. raakende de bewuste aanmerkingen over den Zoroaster, trsp. door J. Nomsz, verrijkt met een treurgalm op het eeuwig vaarwel van den tegenschrijver, door A. Henriades V.S. Amst. Gedrukt voor den Autheur, 1769.
Jochem Durfwel, Io Paean voor de paskwillante Cabale van A.B.C. etc. op Fopland in 't jaar 1, 2, 3, enz. met spotpl. - Proeve van Hekelprullen, of een Toontje Hooger ter Wedergalm en Grafschrift voor A. Henriades, V.S. onder het kenmerk V.S. Vipera Scabiosa, bij gelegenh. van zijn Eervergeten en met Bordeeltaal opgevulde Wederlegging tegen L.N. zonder pl. en j.
De Graaf van Warwik, trsp. gevolgd naar het Fransch van De la Harpe, Amst. 1771.
Met portret van J.N. geb. 1738, naar D. Bruyninx, 1771, door R. Vinkeles, 1772, met tweeregelig onderschrift van P.J. Uylenbroek.
Athalia, trsp. getrokken uit de H.S. door Racine, uit het Fransch overgezet, Ald. 1771.
Bajazet, trsp., gevolgd naar het Fransch van Racine, Ald. 1773.
De Cid, trsp. door P. Corneille, verrijkt met leerzame Aanteekk. door de Voltaire, enz. het Fransch gevolgd, Ald. 1771, 1772, 2de dr.
Amelia, trsp., gevolgd naar het Fransch van de Voltaire, Ald. D. Klippink, 1772, Ald. Jz. Duim, 1772.
Soliman de Tweede of de drie Sultanes, blsp., naar het Fr. van Favart, Ald. 1775, met titelpl. van Vinkeles naar H. Gravelot. - Aan de uitmuntende Actrice, Mej. Eliz. Pilotti, ter geleg. van het spelen van de Rol van Roxellane, in het blsp. Sol. de Tw. den 1sten Nov. 1774. - Op de uitgave van den Sol. de Tw. blijsp. in het Nederd. berymd door J.N. (get.) Les Honneurs soutiennent les Arts, 1775). - Nomsz, Aan het Tooneel- en Dichtlievend Genoots. Utile et Amusant (ter aanbieding van zijn Sol.) Amst. 1786
Antonius Hambroek, of de belegering van Formosa, trsp. Amst. 1775, met titelplaat van S. Fokke, 1776.
De Landloopster, Opera, gev. naar La Bohemienne van Favart, Amst. gedr. voor de Liefh. z.j. Ald. 1776
| |
| |
Zaïre, trsp. (naar het Fransch van de Voltaire), Ald. 1777. - (W. van Ollefen Cz.) Gedachten bij de vertooning van het trsp. Zaïre enz.
Maria van Lalain, of de Verovering van Doornik, trsp. Ald. 1778, met titelplaat van Th. Koning, naar J. Buys, 1779.
Ripperda, of de Inneming van Haarlem, trsp. Ald. 1779.
Mich. Adr. de Ruiter, trsp. Ald. 1780. - Noodig Bericht aan het Publiek, wegens het Treurspel van J.N. verkeerdelijk door Zijn Ed. genoemd M.A. de R. Ald. 1781. - De Eer des tweeden Vondels verdeedigd, of onpartijdige Aanmerkingen op het onlangs uitgekomen Geschrift, ten tytel voerende Noodig Bericht enz. - De Lachebek (Woensdags-vertoog.) z. pl. of j. (Amst.) - De Britsche baldadige Trotsheid, beweezen en beteugeld enz., door een Vad. Schrijver, dewelke tot zijn Bazis of Text genomen heeft, tien Regels uit het trsp. M.A. de R. door J.N. Alom te bekomen.
De Man van Vertrouwen, klsp. Amst. 1781.
De Doggersbankers, trsp. Ald. 1782.
Het Weeskind van China, trsp. naar de Voltaire, Ald. 1782.
Verh. over den Orphelin de la Chine, van Voltaire, Ald. 1782. Met voorgev. pl. van 't 15de Bedrijf, 7de Tooneel door A. Fokke Sz. naar J.E. Grave.
De Driftige, blsp. Ald. 1782.
Vriendelijke Aanmerkingen op het blsp. de Driftige van J.N. (Dichtregelen), Amst. 1783.
Cora, of de Peruanen, trsp. Ald. 1784, met titelpl. van C. Bogerts, naar J. Buys.
De Hertogin van Coralli, trsp. Ald. 1784, met titelplaat als voren.
Aanteekeningen op alle zijne Tooneelstukken, Ald. 1784.
Iemand en Niemand. Zinnespel, Ald. 1785. - Op het Zinnespel enz. gegeven op den 8 van Bloeimaand 1786, achter de Deserteur enz. ter stuiting van het Tooneel enz. door W. van Ollefen, in Gelegenheidsgedichten van het Tooneel-Gez. Oefening kweekt Kennis.
Bartholomeus Las Casas, trsp. Ald. 1785, met titelplaat van R. en H. Vinkeles, naar J. Buys.
Oldenbarneveld, trsp. Ald. 1787, met titelplaat en portret van O. naar J. Buys, door R. Vinkeles.
De Huigchelaar, blsp. naar den Tartuffe van Molière, Ald. 1789.
Gabriëla van Vergy, trsp. (naar het Fransch van De Belloy), Ald. 1789, 1791.
Lodewijk de Zestiende, Koning van Vrankrijk, trsp. Ald. 1793.
Maria Antoinette van Oostenrijk, koningin van Vrankrijk, trsp. Ald. 1794.
| |
| |
Semiramis, trsp. naar het Fransch van Voltaire, Ald. 1801.
Verzamelde stukjes in 't ligt gekomen, bij gelegenheid der uitgave en vertooning van den Zoroaster door den Heer J.N. Gedr. voor de Liefh. 1761
Rederijkers Lierzang, opgesteld voor de actheurs en actrices van den Amst. Schouwb.; toegezonden aan de E.E. Heeren Regenten, - gedicht door Kleptomisus Referinus (J.N.) op het eiland van verwarring bij Stultus Narcissus, Amst. tegen het stuk Don Louis de Vargas, of de Edelmoed. Wraak, van dat jaar 1783.
Aan Lubbert Lubbertsz, (Amst.), 1773, 8o.
Brief van zeker op reis zijnde Dordrechtschen Heer, wegens zaken den Amst. Schouwb. betreffende ter toetze gebracht, door een Gezelschap, onder de Zinspr. Virtutis et Artis amici, Amst. 1774, 8o. Denkelijk van J.N. tegen Brief van een Heer te Dordr. aan zijn vriend te Amst. wegens het Engageeren der Amst. Acteurs en Actrices, enz.
Apolloos Welkomgroet aan Zijne Doorl. Hoogh. Willem den V enz. Uitgesproken door J. Punt, toen Zijne Doorl. Hoogh. den Amst. Schouwb. met Hoogstdeszelfs tegenwoordigheid vereerde den 1 Junij 1768, benevens de Dankzegging enz. 1768. Het Orakel in den Tempel der Ned. Dichteren, of de kunstvriend van J. le Francq van Berkhey, M.D. Leyd., C. Heyligert, 1769. - Opdragt aan de Eerw. Broederschap onder de Zinspreuk: Oefening beschaaft de Kunsten. - Op het eerste Burgemeesterschap van mr. Jonas Witsen (1765). - Ter tweede Verheffinge van Mr. Leonh. Kuysten van Hoezen, tot Schepen der stad Amst. d. 3 Febr. 1776. - Huwelijks Formulier voor alle verliefde Pastoren enz. Saamgesteld op de Synode te Schuddebroek, z. pl. of j. - Grafschrift voor den Dichter Lucas Pater, 1781.
Ned. Dichtk. Schouwb. 3 d. Ald. 1786, 1789, 1791.
Dicht- en Prosastukjes van verschillenden inhoud, in bezit der Maats. van Ned. Lett.
Aanspraak aan de Leden van het Tooneelöefen. Gen. Oef. kweekt Kennis, binnen Amsterdam, bij het openen van deszelfs Tooneel d, 10 v. Herfstmaand 1786.
Samenspraak tusschen Jan en Hein, gedicht ter Zilveren Bruiloft van Joh. Gill. Reisig en Anna Telghorst, 12 Maart 1772.
Dichtstukjes van het Ware Vaderlandlievende Gezelschap, ten Zinspreuk voerende: De Zucht voor 't Vorstlijk Huis, voor Kerk en Vaderland, Is hier tot Schibboleth, de Staten liefdeband.
Op Cat. der Bibl. van Witsen Geysbeek, bl. 87, komen voor J.N. Tooneelpoëzy, 12 d. met pl. 1769, Poëzy, Amst. 1767.
| |
| |
Mohammed of de hervorming der Arabieren, Amst. 1780, 2 d. 8o.
Willem de 1 of Grondlegger der Ned. Vrijheit, in XXIV zangen, met pl. Amst. 1780, 4o.
Vaerzen voor Capellen tot den Pol, (door J. Verveer, G.J.G. Bacot en J.N.), Amst. 1785.
Mengelwerken, Amst. 1776, 1782, 4o.
Aan den Ned. Dichter J.N. bij de uitgaave van zijnen Willem den Eersten, enz. Amst. 1780, 4o.
Vertelsels, Ald. 1785, 8o.
Vad. Brieven en Versen, Amst. 1785, 8o. 2 d.
J. de la Fontaine, Fabelen in Nederd. Vaarsen overgebragt, Amst. 1786, 5 dln.
Leven van Karel V, Ald. 1787, 12o.
Leven van Philips II, Ald. 1787.
Maurits van Nassau, in 6 zangen, Ald. 1790, 4o.
Uitspanningen, Ald. 1790, 8o. 2 st.
Vertelsels, Ald. 1792, 8o. 3 st.
Nagelaten Tooneelpoëzy, Amst. 1818, 2 d. 8o.
Zie Siegenbeek, Bekn, Ges. der Ned. Lett. bl. 275; van Kampen, Bekn. Ges. der Ned. Lett. D. II bl. 134, 135, 159, 168; de Vries, Proeve eener Ges. der Ned. Dichtk. D. II. bl. 292 volgg. Witsen Geysbeek. B.A.C. Woord. D. IV. bl. 514 volgg. Kunst- en Lett. 1803. D. II. bl. 140, 1812. D. II. bl. 100 Collot d'Escury, Holl. Roem in Kunst. en Wet. D.A. IV. (2) bl. 585-558, 559, 721, 722; Huberts, Chron. Handl. voor de beoef. van de Ges. der Ned. Lett. bl. 115; Arrenberg, Naamr. bl. 380; Cat. der Maats. van Ned. Lett. D. I. bl. 228, 263, 264. 276. b. bl. 37, 151-158, 263, D. II. bl. 534-536, 556, D. III. bl. 93, 157; Aanh. op Nieuwenh.; Kobus en de Rivecourt, Muller, Cat. van Portr.
|
|