[Hermansz. Niman]
NIMAN (Hermansz.) een kunstenaar, aan wien eenige jaren later dan 1650 door de algemeene staten een uitsluitend octrooi werd verleend om de toetst in marmersteenen, door middel eener door hem uitgevonden molen en zonderlinge bereiding, zoo zacht te maken, dat daaruit niet alleen kolommen, tafels en andere stukken, zonder dat er iets verloren ging, konden gemaakt, maar ook daarop, als het ware het papier konden geprent worden en wel met een glans, die den schoonsten spiegel evenaarde.
Zie van Wijn, Bijv. en Aanm. op Wagenaar's Vad. Hist. D. X. bl. 38; Nav. D. IV. bl. 326. D. V. bl. 202. Woordenb. der Zamenl.