nimmer morde hij. Met christelijke bezadigdheid verdroeg hij ook de miskenning en den naijver, aan welke zijne lettervruchten ten doel stonden, en die in sommige recensiën van zijne werken, maar vooral in zeker geschrift Nieskruid voor den Heer J.L. Nierstrasz Jr., gedrukt bij J.C. van Kesteren te Amsterdam, doorstraalde. De algemeene verachting, welke den laaghartigen zamensteller van dit pamflet ten deele viel, was de welsprekendste wederlegging van een geschrift, dat de eerste schandzuil in onze negentiende eeuw voor de Nederlandsche poëzy opgerigt, moet zijn, doch door ieder, wiens hart wel geplaatst is, met medelijdend schouderophalen werd voorbijgegaan. Nierstrasz was lid der Maatschappij van Ned. Letterkunde, en overleed 2 Augustus 1828 aan een zenuwziekte. Hij werd te Alphen begraven. Op zijn grafsteen leest men de volgende regels van Tollens:
‘'t Is Nierstrasz die hier rust. In 's levens bloei ontslapen,
Verwierf hij 't loon van braafheid vroeg,
Geen lofdicht siert zijn graf, geen lauwer en geen wapen,
Zijn wandel is hem lofs genoeg.
Hij gaf in het licht:
Opwekking aan mijne Landgenooten in November 1813, 's Hage, 1813, Rott. 1814.
Wapenkreet, gr. 8o. (6 April 1815) 's Hage, 1815.
Zegezang op den slag van Blaumont, 8o. (1815) 's Hage, uitgegeven ten voordeele der gekwetste Nederlanders.
De overwinning op Algiers, 's Hage, 1816.
De Verlosser en andere Gedichten, 's Hage, 1820.
De Nederlandsche Nijverheid (bekroond met den gouden eerepenning, door de Koninklijke Maatschappij van Schoone Kunsten en Letterkunde te Gend in 1820), Gend, 1820.
Dithyrambe op Petrus Paulus Rubbens (bekroond met den gouden eerepenning door en te vinden in de Gedichten en Verhandelingen van het Koninklijk Genootschap van Taal- en Dichtkunde te Antwerpen. John Howard, Leeuw. 1822.
Dit dichtstuk boezemt dubbele belangstelling in, wijl het den grondslag legde tot de oprigting van de Maatschappij tot de zedelijke verbetering der gevangenen in ons vaderland.
Eeuwzang bij het Vierde Eeuwgetijde van de uitvinding der Boekdrukkunst, bekroond door en te vinden in de Werken van de Holl. Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen, D. VII.
Aan Mr. Izaak da Costa, Rott. 1825.
Frans Naerebout, Leeuw. 1826, alwaar ook een tweede druk van het dichtstuk is verschenen.
Gedichten, Leeuw. 1827.
Verspreide gedichten in den Muzen-Almanak en dien van het Schooneen Goede, in den Antwerpschen Almanak, uitgegeven door het Koninklijk Genootschap van Tael- en Dicht-