Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 13
(1868)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 186]
| |
in 1269 de wetten van zijn neef en voorganger Godefridus aan Kamerijk gegeven. Hij heeft ook in 1268 de opdragt der kerken van Schooten en van Merxem goedgekeurd, die het jaar te voren door Henricus, heer van Breda, aan het kapittel der hoofdkerk van Antwerpen waren overgegeven. De ketterij der Albigenzen, die tot in zijn bisdom was doorgedrongen, en te Antwerpen aanhangelingen had, alsmede de onlusten, die in zijn land waren ontstaan, baarden hem een grievend verdriet, 't welk in 1275 een einde aan zijn leven maakte.
Zie Miraei, Dipl. T. IV p. 408, T. I p. 306; van Gils, t.a.p. bl. 51; van Gils en Coppens, t.a.p. bl. 100. |
|