| |
[Hendrik Niclaes]
NICLAES (Hendrik), werd uit eenvoudige en vrome ouders, iu 1501 of 1502, volgens sommigen te Munster, geboren. Tot zijn vijfde jaar werd hij door zijne moeder opgevoed, en toen bij eenen pater Cornelius ter schole gezonden. Hier was hij zoo ijverig dat zijne ouders, voor zijne gezondheid bezorgd, hem eenigen tijd te huis namen. Zij onthulden hem alle boeken, uitgenomen een over het lijden van J.C., dat hij des te meer las. Voor alle dingen boezemde de vader hem eerbied en liefde voor de plegtigheden der R.C. kerk in. Zoo werd hij dan ook gewoon dagelijks missen en predikatien te hooren, en onderhield zich met zijn vader veel over de beteekenis der eerste, en dacht en vraagde over dergelijke punten zoo veel dat zijn vader buiten staat was, hem te antwoorden. Toen hij acht jaren oud was, hield hij met zijn vader eens op een winteravond een gesprek dat gewigtige gevolgen had, wijl de daarin geopperde denkbeelden van den knaap ‘dat namelijk het Evangelie spreekt van eene wederherstelling der eerste volkomene geregtigheid, dat deze op de tegenwoordige wijze niet is bereikt en derhalven langs een anderen weg als de tegenwoordige moet gezocht worden,’ reeds den lateren antimomistischen profeet verraadden. Noch zijn vader, noch zijn biechtvader, noch andere priesters konden hem zijne bezwaren ontnemen, niemand lezen wij ‘genugte dem Verstande des Kindes, weil sie von der Erfüllung der Gottseligkeit in Jesu Christo und der Wiederherstellung des menschlichen Geslechtes in seine frühere Gerechtigkeit nichts verstanden.’
Hij sprak nu niet meer over deze en dergelijke dingen voor zijnen mannelijken ouderdom, toen hem in een visioen verklaard werd ‘das des Wesens-Einheit Gottes mit dem Menschen die wahre Erfüllung der Gottseligkeit in Jesu Christo und der grosse Gerechtstag Gottes auf Erden ist.’ Hij geloofde dat
| |
| |
hij zelf van den goddelijken Geest doordrongen en een goddelijk mensch was geworden. Toen dat visioen voorbij was, lag de knaap wakker op zijne legerstede, doch zoo moede dat hij, bij het aanbreken van den dag, in slaap viel, en droomde dat hij zich niet slechts met Gods Heiligen over degodzaligheid van Christus verheugde, en ze alle lief kreeg, maar ze ook nadrukkelijk tot de godzaligheid opwekten, en hun het heerlijke leven schilderde voor hetwelk God den mensch geschapen en door Jezus Christus uitverkoren had. Hij geloofde zich nu geroepen om als profeet op te treden, want hij had in den droom niet slechts vreugde en heiligen gezien, maar ook onboetvaardigen, die zijne liefde, waardoor hij ze tot de godzaligheid wilde trekken, niet ter harte wilden nemen. Hij had ze in dorre verdroogde boomen zien veranderen, van welke velen door de wormen verteerd werden. Ondertusschen bleef hij getrouw aan de R.C. kerk, en toen Luther optrad, las hij diens schriften, doch zij gevielen hem, zoo wegens diens lasteringen van het priesterambt in de Katholyke kerk, als omdat de grond der ware geregtigheid en de vervulling der godzaligheid in J.C. er niet in geleerd werd, niet; hij ging echter met Lutheranen om, en werd door hen bewogen den Bijbel te lezen, en dientengevolge (hij was toen 27 jaren) als van ketterij verdacht gevangen genomen, doch, daar men geen ketterij omtrent de leer of dienst der Kathoijke Kerk bij hem ontdekte, weder ontslagen. Eenige jaren later verliet hij met zijn vrouw en kind, zijn toenmalig, ons onbekend, verblijf en vertrok naar Amsterdam, waar hij wegens zijn omgang met afvalligen van de R.C. Kerk verdacht en gevangen werd; doch men wilde hem, daar men niets dat naar ketterij zweemde, bij hem ontdekte, ontslaan, mits hij beloofde met geen verdachten te verkeeren, en daar hij zulks weigerde, werd hij nog langer in den kerker gehouden en eindelijk voor den hoogen raad van Holland gebragt, waar hij, vooral door den heer
van Assendelft, ondervraagd, en, zonder dat men de vroeger geeischte belofte van hem vorderde, ontslagen werd. Na zijn ontslag bleef hij nog 9 jaren te Amsterdam, onthield zich van alle partijen, leefde stil en volhardde dagelijks in het innige gebed tot God, en wekte de zijnen op om zijn voorbeeld te volgen.
Toen hij eens weder bad dat God toch zijne volkomene waarheid op aarde mogt openbaren, ontfermde God zich over hem en alle menschen, verscheen hem, zonk geheel in hem neder en werd eens wezens met hem, gelijk Hij in de dagen zijner jeugd gedaan had; deelde hem de verborgenheden van Zijn wezen mede, stortte Zijnen Heiligen Geest der getrouwe liefde van Jezus Christus over hem uit, gelijk Hij door zijne heilige profeten beloofd had, verkoos hem tot een dienaar van zijn heilig en genadig Woord, en sprak tot hem: ‘vrees niet, Ik ben het die alles in alles is (de God der Mennichten Vader, d
| |
| |
Godt der Gelövigen Salichmaker unde der Godt der Gelövigen heilige Geest). Ik wil thans alles weder herstellen, gelijk Ik van den beginne af door mijne propheten gesproken heb en het thans weder in zijne heerlijkheid herstellen. Thans, in uwen mannelijken ouderdom van Mijn heilig verstand, wil Ik u alles nader openbaren wat gij in uwe jeugd nog niet kondet dragen opdat gij alles den menschen kinderen verkondigen moogt, wat Ik u zeggen zal, want daartoe heb Ik u van uwe jeugd af aan Mijn hart gedragen, tot een huis Mijner woning uitverkoren en u voor alle verderf behoed. Thans in de tijd van mijn regtvaardig gerigt vervuld, waarin de boozen den eeuwigen dood, de goeden en gehoorzamen het eeuwige leven verwerven zullen.’ Door zijne bestendige gemeenschap maakte de Heer hem nu meer en meer geheel eenstemmig met Zijn wil en woord; gebood hem al Zijne openbaringen op te schrijven en in het licht te geven, en gaf hem Daniël, Elidad en Tobias tot zijne medehelpers. Ook gebood hem de Heer niet langer te Amsterdam te blijven, maar met vrouw en kind naar Emden te vertrekken.
Nu trad hij openlijk als profeet en sectenstichter op, en begon zijne schriften in het licht te geven. Twintig jaren (van zijn 39ste tot zijn 59ste) hield hij zich te Emden op, dreef daar, gelijk hij reeds vroeger deed, koophandel en zorgde voor de uitbreiding zijne secte. Dikwerf reisde hij voor zijnen handel uit Emden over Holland naar Brabant, en nam dan geregeld bij Coornhert te Haarlem zijn intrek. Na eenen omgang van meer dan acht jaren ontmoette deze hem voor het laatst te Antwerpen. Ondertussshen zocht hij zoo door persoonlijken omgang als door de geheime verspreiding zijner boeken zijn gevoelens meer en meer te verbreiden. Zijne geschriften werden meest alle te Emden vervaardigd, en door Dirk van Börne de Bohmbergers, Christophel Plantijn en Augustijn van Hasselt gedrukt, terwijl Hendrik Jansen uit het dorp Barneveld en voor anderen de verspreiding er van zorgden. Zijne aanhangers namen zoo in Friesland, Overijssel en Holland als in Brabant en Vlaanderen toe. Ook in Emden sloten zich eenige eenvoudiger aan hem en het Huis der Liefde aan. Bij anderen echter mislukten zijne pogingen b.v. bij Coornhert, die zijne schriften niet in overeenstemming vond met de H.S. Te Emden zelf waren de evangeliedienaars hem vijandig, vooral was de predikant Gillis een zijner hevigste tegenstanders. Geen minderen tegenstand ontmoette hij bij de Anabatnisten en onder deze bij David Joris. Zulks bleek o.a. uit een brief van dezen van 10 Mei 1540 (Geschreven an N.A., die myn ziele in gerechticheyt bemint. Myn antwoort op een Boecxken van Heyndrick Niclaesz voort ghebracht, unde wat mij daervan goet dunckt. (Zie Joris Briefe. 1 B. 1 Th. Br. 100 fol. 92-96).
In zijn 59ste jaar besloot de Raad van Emden tot zijne
| |
| |
gevangenneming; doch hij ontsnapte het gevaar en vlood naar Kampen, waar hij zich eenigen tijd ophield en Plantijn tot hem kwam. Eenigen tijd later vinden wij hem te Keulen waar hij krank werd, doch herstelde. Waarschijnlijk heeft hij zich ook in andere plaatsen opgehouden, en is ook in Engeland geweest.
Op 65jarigen leeftijd kwam het Woord des Heeren weder tot hem, en ontving hij het bevel om naar een ander land te trekken, waar hij bekwaamlijk kon wonen, en dat tot een land van rust en vrede voor de uitverkorenen bestemd was. Deze moesten hem op zijnen weg volgen en zoo in dat land komen, en met zijn hart en gemoed eenswezens met God worden.
Vier en twintig oudsten, de Nazarenen en de vier voornaamste Seraphijnen in het Huis der liefde zouden met hem reizen. Onder het beeld eener reis, die hij met zijne oudsten ondernam, werden de nieuwe schreden die hij deed afgebeeld, en deze schreden waren een nieuwe betere organisatie der gemeente en eene nieuwe verbeterde uitgave zijner schriften. Ondertusschen werden zijn eerste aanhangers, zoo als Plantijn, Augustijn, Hendrik Jansen uit Dordrecht, Hubert uit Rotterdam en anderen, ja zijne naaste verwanten hem vijandig. Zij twijfelden aan zijne roeping tot propheet. Wel deed Niclaas alle pogingen, zoo mondeling als schriftelijk, hen tot het Huis der Liefde terug te brengen, doch vergeefs. Ook zijne broederen poogden te vergeefs de afgevallenen weder met hem te verzoenen, doch terwijl zij zich daarmede bezig hielden, was Niclaes gestorven. Allen die over Niclaes schreven hebben hem verkeerd beschouwd uit onkunde aan zijn schriften. De eerste die hem naar waarheid schetste was Dr. Nippold te Emmerich in Heinrich Niclaes und das Haus der Liebe. Ein monographischer Versuch aus der Secten-Geschichte der Reformations zeit. Zugleich ein Beitrag zur Entwickelungs-Geschichte der anabaptistischen antitrinitarischen und antinomistischen Leben des Niclaes in Zeitschrift für die historische Theologie. Jahrgang 1862 III Heft.
Hendrik Niclaes schreef in ‘dudischer Sprache (in een platduitsch dialekt) ‘die als heilige Sprache für das Haus der Liebe galt, wie die Werke eben falls als heilige betrachtet und bewahrt wurden.’ Ook werden ze in het Latijn, Fransch en Engelsch overgezet. De titels van alle zijn ons niet bekend. Velen worden er in de tegenschriften opgenoemd, en op bevel van Elizabeth de engelsche overzettingen der schriften van de Familiaristen verbrand.
Men heeft van hem in:
De Bïbliotheek de Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam. Van des Minschen Heerlickheit im Anvangk, von synem affaldodt unde vordömenisse, unde van syne Wederuprichtinge in syne vörige Heerlickheit. Eine grundige Berichtinge (36 § 8 fol.)
| |
| |
Ein hertelicke Vormaninge an alle Liefhebberen der Wärheit, unde an alle die sick under de Gehorsamheit der Lieften bügen (45 § 8 fol.)
Ein kostelicke Klinnode der suverlicker Berichtingen, unde lieflicker Vormaningen, wo men, in dem denste der Lieften, dem Worde des Levens unde der Wärheit ghehorsam wesen unde to Vollenkomenheit ofte Oldtheit des manlicken Wesens Christi därinne upwassen sal (31 § 8 fol.)
Grundige Berichtinghen unde Underscheit der Vorständenissen, na de Wärheit der hilliger Schrifturen, däruede H.N. einen Brief, an em gheschreven, beandtwordet. Octbr. 1549 (16 cap. 28 fol.
Vorkündighe van dem Vrede up Erden, und van dem Genedigentydt, idt Golden-jär ofte anghenäm fär des Heren (74 § 8 fol.)
Evangelium offte eine Frölicke Bodeschop des Rycke Godes unde Christi (42 cap. 95 fol.)
Eine Upweckinge des herten tot de Navolginge Christi, in den lyden synes Crützes: Van H.N. in dem tyde synes lydens unde bangichedes an Synen Fründt geschreven unde gesendt (31 § 6 fol.
Einen frünthlicken Brief, um hertelicker Liefte an Einen geschreven unde gesendt, där he to de Enicheit der Lieften, to de Eindrachticheit ofte Enicheit des herten, unde to einessinnes ende Gehorsamheit der Lieften mede gelievet wert (21 § 6 fol.)
Ein korte Vormaninge, geschreven unde ghesendt an einen Jüngher, offte Discipel in de Liefde (15 § 4 fol.)
Ein Klachreden, die de Geist der Lieften, unde H.N. mith sampt Abia, Joacim, Daniel, Zacharias, Tobias, Haniel, Rasias, Banaias, Nehemias, Elidad etc. de vornoempste Olderen unde Andeneren des hillighen wordes in dem Huse der Lieften, over de blindtheit der volckeren klagende... zynt (36 § 5 fol.)
Dat uprechte Christen-gelove des Ghemeinschoppes der Hilligen des Hüses der Lieften: Där oick de uprechte Christelicke döpè inne betuget und beleden wert. Ook in het Engelsch overgezet.
De Wet, ofte de vornömpste Geboden Godes, unde de twelf vornömpste Hövet-artyckelen der Christen-gheloves. Mith noch ethlicke goede Leringen unde Gebeden. Dorch H.N. im Dichte ofte up Rym verordent, 8 fol.
Einen Brieff, geschreven unde gesendt an einen Liefhebber der Warheit, die thovören ein lasterer des Denstes der Lieften gewest, unde där na, mit grote dröffenisse över syne sünden, sick to densulven Denst, umme därinne gehorsamheit tho bewisen, bekeret heft (42 § 10 fol.)
Eine lieflicke Vermaninge, geschreven unde gesendt an einem
| |
| |
Hüsgesinne, dem Hüse der Lieften thogedän (24 § 6 fol.
Eine Roepende-Stemme des Geistes der Liefften, Dar alle Völckeren, uth lütter Genade, to dat Hüs der Lieften mede geroepen unde genödet werden (14 § 5 fol.)
Ein underwysende Vormaninghe, an de Goedtwilligen, die sick to de Gehorsamheit der Lieften gantzelick övergeven (81 § 11 fol.
Prophetie des Geistes der Lieften: Währmede dath de Here... idt grüwelicke vorderven över alle godtlosen tho erkennen gift.... up dath se sick alle, to erer Beholdinge unde Salicheit, to de Gehorsamheit der Lieften oprichtelick begoven. (19 cap. 4o. fol.)
De volgende 6 Tractaten behoorden vroeger den heer de Jonghe te Brussel, thans aan de Doopsgez. Bibliotheek te Amsterdam.
Von dem rechtferdigen Gerichte Godes over de olde verdorvene Werlt unde von ere straffingen unde Uthrodinge (14 fol.
Eyn clare berichtinge von die Middelwerkinge Jesu Christi, die in den Geest geschiet, tot ein Versoeninghe tusschen Godt und die mensche (1550, 9 fol.)
Ein warachtich bericht, wt den Geest der Liefden, yegens dat valsche Gericht offte Oordeel wt den vleysche (1551, 10 fol.)
Eine grundige Berichtinge, daer inne verclaert wert... dat underscheyt tusschen Godt den Vader ende synen soen (1542, 8 fol.)
Eyn claer underscheyt van die gelatenheit in den Geest, und van die gelatenheit unde ungelatenheit in den Geest, und van die Diensten und Ceremonyen der Christen (21 fol. 2 Brieven van Jan. und Sept. 1552, en een gebed van Aug. 1548).
Van dit Geestlicke Landt der Belofften, van dat hemmelsche Jerusalem und des hilligen Volcks (1546, 49 fol.)
Institutio Puerorum. De gantze Boeckstaven der A.B.C. De Thein vornompste Gebodten Godes. De Twelf Hövetartyckele des Christen Geloves. Mith noch etlike goede Leringen unde Gebeden (10 stukken). Dorch H.N. op Rym verordenet unde am dach gegeven, unde uppet Nye översein unde verbetert, 1573 (12 fol.) Ook komt een exemplaar van dit werkje voor op den Cat. van Zeldz. Godgel. Werk. van F. Muller (1857) bl. 97.
Cantica. Liederen offte Gesangen dorch H.N. an dach gegeven, unde uppet Nye översein unde vorbereit, unde met mehre Gesangen vermehrt, 1572 (28 Liederen, 24 fol.
In de Bibl. der Maats. van Nederl. Letterk.
De Lieder edder Gezangen. Tot goede Lere unde stichtinge, den Husgezinne der Liefden unde in allen die siek daer
| |
| |
thoe wenden, 1575 (32 Lieder, 48 fol.) Andere uitgaaf als de vorige.
Refereinen unde Rondelen edder Rymische Spröken. Dorch H.N. am dach gegeuen unde van em uppet Nye översein unde verbetert 1575 (13 Ref. 15 Rond. 32 fol.
Die grundige Refereinen, die H.N. wedder syne Vyenden am dach gegeven heft, 1575 (Met een niet onbelangrijke voorrede en aanhangsels, 16 fol.)
Comoedia. Een gedicht des Spels van Sinnen, dorch H.N. am dach gegeuen, unde van em uppet nye översein unde verbetert. Zonder pl. van dr. (Embden) 1575, met houtsn. Met voorrede en Loflied op het Huis der Liefde, 72 fol.
Titels van werken door zijne tegenstanders vermeld:
Spiegel der Gerechtigkeit, durch den Gest der Liebe und den vergotteten Menschen H.N. aus der himmlischen Wahrheit bezeigt. Zijn hoofdwerk, door Coornhert en Grevichoven en in Chronica 47, 15 aangehaald.
Strafe der Hurrerei, geciteerd door Coornhert en Grevinchoven. Welligt is dit of het volgende het Straffingboecxken, dat Bullinger dikwerf met het Handtboecxken en Gerichtsboecxken aanhaalt.
Strafe und Ermaghnung, door Grevinchoven, mogelijk door Bullinger aangehaald.
Sprüche des H.N., die er an den Tag gegeben hat, door Coornhert en Grevichoven aangehaald, de Dominical Sentences door Knewstub Epistle Dedid, f. 5.
Figuren des Tabernakels. Volgens Walch, 1653 (6 pp.) gedrukt.
Terra palis oder Zeugnizy von dem geistlichen zunde des Friedens.
Von den Sieben Sacramenten.
Von der Misse, bij Grevinchoven aangehaald.
Episteln oder Sendbriefe des H.N. door Grevinckhoven vermeld.
Erste Ermahnung an seine Kinder und Tractat von den Seligkeiten und Todsunden. (Door Grevinchoven en Walch in 1656 gedrukt, en door Knewstub aangehaald.)
Zweite Ermahnung an seine Kinder door Grevinchoven aangehaald.)
Verborgenheit der Liebe (door Bullinger genoemd.)
Revelatio oder Gott und Seine grosze Offenbarung. (Bij Walch als in 1649 gedrukt.)
Frederik Muller vermeld Bijbelsche figuren. Verzameling van 83 bijbelplaten, gegraveerd door P.E. van Borcht, 1582. Met tekst onder iedere plaat en eene voorrede (6 bl.) in 4o. Achter demeeste onderschriften vindt men de woorden: ‘Nemet ter herte,’ blijkbaar de zinspreuk van den schrijver.
| |
| |
Zeugnusse ausz der heyl. Schrifft: Vom richten Weinstock; Zeugnusse von Sion; Abbildung der zierley Wege etc. Von der waren Frucht der Gerichten: Heulet oder Weinet. 6 Zinnebeeldige prenten met tekst rondom in plat Duitsch, allen onderteekend Charitas extorsit. Gedruckt zu Cölln durch Niclas Bohmbargen. Nu gest idt Cerichte over de Werlt etc. Apocalyptische prent als de voorgaande met tekst in zoogenaamd Neder-Saksisch, onderaan. Uth Lieften an dach gegeuen dorch H.N.
Tegenschriften:
D.v. Coornhert, Spiegelken van de Vngerechtigheyt ofte menschelyckheyt der vergodeden H N. Vader van den Huyse der Liefden, in Werken, D. III. f. 38-73.
C. Grevinchoven, Ontdeckinge van de monstreuse Dwalingen der libertynschen vergodeden Vrygheestes Hendrick Niclaessen, eerst Vader van het Huys der Liefden, 1604.
In Bulingers geschrift tegen de Wederdoopers (1560), vindt men veel over D. Jorisz en H. Niclaes.
A Confutation of the doctrine of David George and H.N., the father of the family of love. By Martyn Micronius, Minister of the woorde in the Dutche Churche at Londen, under Edward the VI, of blessed memory, king of England, taken out of his book concerning holy assemblies, whiche thee wrote in Latine a little before his deam, at Nord in East-Frieslande, which alse afterwards Nicholas Carinaeus set foirth publiquely in printe, certaine thinges being added unto it, translated Worde for Woorde into Englisch.
A Confutation of monstrous and horrible heresies, taught by H.N. and embraced of e Number, who call themselves the Familie of Love. Bij J. Kwewstub.
A Sermon preached at Paulus Crosse the Fryday before Easter, commonly called good Fryday, in the yeere of our Lorde 1576. Bij John Kwewstub.
Ook bestaan er wederleggingen van H. Ainsworth, J. Etherington, Randall (a brief discovery of Familisme, London 1645), S. Rutherford, Benj. Bacernius, Rob. Basilicus.
Zie ms. Chronika des Hüsges. der Lieften: Daerinne betuget wert de Wunderw. Godes tor lester tydt, unde idt iene dat H.N. unde dem Hüsg. der Lieften wederfaren is. Dorch Duniel, ein Mede-older mit H.N. in dem Hüsg. der Lieften, am dach gegeven, Psalm 46, 65 (58 cap. 160, fol.); ms. De Gescheften H.N. unde etlicke hemmelsche Werckinge des Herrn und Godes, die H.N. van syner Jöget ann wedderfaren zynt.. Dorch Zacharias, ein Mede-Older in dem Hüsg. der Lieften, am dach gegeven. Psalm 46, 4. Prov. 2 (25 cap. 70, fol.); ms Ordo Sacerdotis. De Ordeningen des priesterl. States in dem Hüsg. der Lieften, also in H.N. desulve uth dem Munde unde Worde des Heren; nae idt waeraftige Wesen, sulvest, geschr. unde den Olderen unde Ministeren in dem Hüsg. der Lieften överandt- | |
| |
wordet heft. Psalm 32. Prov. 1. Jes. 61. 1 Petr. 2 (27 cap. 70, fol.) Op de Bibi. der Maats. van Ned. Letterkunde:
Successio anabapt. Door V.P. (1612) p 94, 95; Hoornbeek, Summa Controv. p. 418-423; Sagittarius, Introd. in Hist. ecel. sive Not. Script Vetar. atq. recent. (1694) c. 33. p. 914; Kortholt, Hist. Eccl. N T (1708) p. 833; Cambdeni, Annal. ad A. 1580; Venema, Jnstit. Hist. Eccl. T. VII. Hist. Reform. (1783) p. 447, 448; Walch, Bibl. Theol. Sel. (1758) T. II. p. 447, 448; Stockmann, Elucid. haeres. p. 145, 148; Caroli, Memor. Eccl. Sec. 17, T. I. p. 88; Vogt, Cat. Libr. rar. id. 4, p. 487; Bibl. Hamb. Mixtr. T III. p. 400; Bulinger, Der Wideräuffern Urspr., Fürgang, Secten, Wäsenfürnemen und gemeine Leer Artik. Zurich, 1561. 4o. Arnold, Kirchen und Ketzer Hist; B. Neander, Kircheng. T. II. S. 883; Benthem, Holl Kirch- und Schulenst. (1698) c. 19. p. 826; Mosheim, Kirchenges T. VII. p. 291-293; Schroeckh, Kirchenges. T. V. p. 478-481; Stäudlin, Kirchenges. von Groszbrit. T. II. 10, 8; Aschbach, Allg. Kirchenl. i.v. Famil. A Relation of scveral Heres. Lond. 1646; Etherington, Abriss Disc. of Famil. Lond. 1645; Hist. der beroerten van Engel. 1647. bl. 104-108, 1649. bl. 434-438;
Kort Verh. van het Geloof der goedwilligen in Engeland, genaamd de Familie der Liefde, 1604; Sparrow's Coll. of art. p. 171; Hist. Beschr. Ende afbeeld. der voorn. Hooftketteren so van de Cathol. ende Christ. Kercke - diergel. in druck also nogt (maar nu nieuw) wtghegaen syn, ghemeerdt ende verbetert door C.v.S.A. Amst. 1610, fol. Grouwelen der voorn. Hooftkett Ghedr. voor Niclaes de Clerck, p 152-154, m. portr. van Niclaes; Brandt, Hist. der Ref. uitg. 1648, D. I. bl. 229-231 (uitg. 1677) bl. 187-189; Ypey, Ges. der Syst. Godg. D. III. bl. 67, 68; Schotel, Kerk. Dordr. D. I. bl. 169; Glasius, Godgel. Ned. i.v. Kist en Royaards, Arch. van Kerk. Ges D. V. bl. 358; Cat. der Maats. van Ned. Lett. D. I. bl. 26, 216 (Eerste) Cat. (van Jac. Koning) No. 171. 2; Cat. van Godg. Werken van Fr. Muller, bl. 97. Cat. der Doopsgez. Bibl. te Amst.
|
|