Later kwam hij onder leiding van Gerard Terburg te Deventer, in wiens school zijn schoon talent zich zoo gunstig ontwikkelde en nagenoeg een dergelijke rigting als dat van zijn voortreffelijken meester bekwam. Hij schilderde binnenhuizen en eene menigte kabinetstukjes, waarvan hij de onderwerpen aan den bijbel en de fabelkunde ontleende, en nu en dan een portret. Toen hij in het laatste bijzonder slaagde en vele bestellingen kreeg, bleef hij er zich bij bepalen. ‘Zijne naakten,’ schrijft Immerzeel. ‘zijn voortreffelijk van kleur en delicaat gepenseeld, houdingen en kleedingen zijn bevallig en waar, satijn, zijde, linnen, batist, Turksche tapijten en in het algemeen stoffelijke voorwerpen wist hij eigenaardig en natuurlijk na te bootsen. Vele zijner werken kunnen in uitvoerigheid met die van Frans van Mieris wedijveren. Op twintigjarigen leeftijd begaf hij zich naar Italië. Te Bordeaux maakte hij kennis met den werktuigkundige Godin, uit Luik, verliefde op zijne dochter Maria, met welke hij in 1659 huwde. Zijne reis naar Italiê schoot er bij in, en hij vestigde zich later te 's Hage, waar hij in 1673 als lid der Confreriekamer werd ingeschreven en zijne kunst jaren lang uitoefende. Hij overleed in 1684, een vermogen van f 80,000 nalatende.
Zijne zonen Theodorus en Constantijn beoefenden mede de kunst. Zijn portret, dat zijner vrouw en dochter wordt in het Koninklijk kabinet te 's Hage en zijn portret te Florence bewaard. In Smith's catalogue komt een stuk met dezelfde portretten en hetzelfde jaartal 1665 voor, doch er wordt een geheel andere voorstelling in beschreven. Volgens Smith werd daarnaar in 1772 door F.A. David eene gravure vervaardigd. Kramm vermeldt andere portretten van hem. Hij schilderde meestal vorsten, vorstinnen, ambassadeurs, aanzienlijken en daar onder ook dames in kostbare kleedij, waarin hij zeer uitmuntte.
In Smith's Catalogue raisonné, vol. IV, supplém. worden 120 stuks zijner schilderijen, die in bijna alle galerijen en voorname kabinetten van Europa voorkomen, beschreven. In het Rijks-Museum te Amsterdam wordt van hem bewaard het portret van Constantijn Huijgens, en een binnenvertrek waarin een prachtig gekleede vrouw bezig is haar zoontje op te tooijen; in het Museum Boymans het Portret van eene in het blaauw satijn gekleede vrouw. Zijn portret van Jan de Witt, berustte weleer in de galerij van den graaf van Stolberg te Soden, en werd in 1859 te Hannover verkocht. In de Galerij van Dresden berust zijn Portret met dat zijner vrouw, door hem geschilderd en door E. Krüger gegraveerd in fol. en in de Galerij van Orleans is hij staande voor een nis met palet enz. voorgesteld. Gault de Saint-Germain en de Burtin vermelden dat voor een figuur ten halven lijve van dezen meester f 3600, en voor eene kapitale compositie f 7500 werd besteed. Op de verkooping van Brentano