Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 13
(1868)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 72]
| |
prins van Oranje, en van Charlotte van Bourbon. Reeds bij het leven van haar vader bij de vrouw van Paracly (Paraclet). Koningin Elizabeth, die zich, na den dood van Willem I, het lot zijner dochters zeer aantrok, schreef 17 October 1584 aan den hertog van Montpensier nopens haar: ‘et quand à l'autre nommée Flandrina, que la Dame du Paracly, avait desjà apprès de soy du vivant de son père, nous luy avons de longtemps bien expressement recommandée.’ Toen de princes-weduwe van Oranje in den winter van 1597 naar Parijs vertrok, om bij het huwelijk harer dochter Charlotte Brabantine met Claude, heer van Tremouille, tegenwoordig te zijn, nam zij Flandrine met zich Zij bleef eenigen tijd bij den hertog van Montpensier wonen, en ging later tot de R.C. godsdienst over en werd abdis van St. Croix bij Poitiers. Volgens Beaufort was zij ‘kort van gestalte en zeer hardhoorende.’ Zij stierf 10 April 1640. Er werd eene lijkrede op haar gehouden (Oraison funèbre de C.F. de Nassau, abbesse de Sainte Croix de Poitiers, Poitiers, 1640, 4o,) en Claude Allard gaf hare levensbeschrijving in het licht (Miroir des âmes religieuses, ou la vie de très haute et très religieuse princesse Madame C.F. de Nassau, très digne abbesse du monastère de Sainte Croix de Poitiers, Poitiers, 1653, 4o.)
Zie de la Pise, Tableau de l'Hist. des Princes et Principauté d'Orange, p. 552; Orlers, Afkomste en de Daden der Graven van Nassau, bl. 136; van Meteren, Ned. Hist. D. VI. bl. 473; Beaufort, Leven van Willem I, D. III. bl. 738; Groen van Prinsterer, Arch. de la Maison d'Orange-Nassau, T. VIII. p. 448, 472; Ferwerda, Geneal. Oranje en Nassau. |
|