[Isaac Naeranus]
NAERANUS (Isaac), broeder van den vorige, kwam in 1596, na eenigen tijd de schooldienst te Amsterdam waargenomen te hebben voor de Classis van Z.H. om geexamineerd te worden. Den 11 November 1597 werd hij te Ridderkerk in dienst gesteld tot dat zekeren Frans Jansz., die aldaar beroepen was, ‘maar wegens het winter weêr niet over konde komen’ zou zijn aangekomen. Hij bleef tot 1603 aldaar, toen hij aan Breda werd te leen gegeven, van waar hij naar Vlaardingen vertrok. Een ijverig voorstander der Remonstranten zijnde en rondelijk verklarende dat de Canones Dordrac., naar zijn oordeel, niet overeenstemde met Gods woord, werd hij door de Zuid-Hollandsche Synode in 1619 afgezet. Hij weigerde de acte van stilstand te onderteekenen en stierf te Rotterdam, 14 Januarij 1621, ten huize van Katelijne van Neel of Akkerlak. Hij werd in eene slaapbank, omdat men geen doodkist durfde te laten maken, op het kerkhof begraven. Hij huwde 1 Aletta Boox, 2 te Vlaardingen Anna de Moerwert. Zijn broeder Samuel bezong het laatste huwelijk en hief een treurzang aan, bij den dood der eerst vrouw. ‘Hij was,’ schrijft Brandt, ‘om sijne deugden en gaven den sijnen seer aengenaem.’
Zie Brandt, Hist. der Ref. D. III bl. 867, 915, 916 D. IV. bl. 652, 653; Regenbogen, Hist. der Ref. D. II. bl. 220; Glasius, Godgel. Nederl. o.h.w.; Schotel, Kerk. Dordr. D. I bl. 188, 521; Sprenger van Eyk, Gesch. en Merkw. der stad Vlaardingen, bl. 220; Vlaardinger Gesch. Amst. 1807; van Goor, B.v. Breda; Soermans, Reg.; Hand. der Z.H. Synode in de zaak der Rem. bl. 31; Barlaei, Epest 151, p. 349; Kist en Royaards, Kerk Arch. D. VII, bl. 31, Album van Narssius, bl. 37; Tideman, Rem. Broederschap, bl. 217.