[Aart Mytens of Arnold de Oude]
MYTENS (Aart) of Arnold de OUDE, in Italie bekend onder den naam van Renaldo, werd in 1541 te Brussel geboren. Na goede vorderingen gemaakt te hebben, begaf hij zich, ofschoon nog jong, naar Italie, en nam te Rome zijn intrek bij den Nederlandschen graveur Anthoni Santvoort, in de wandeling den groenen Anthoni geheeten, onder wien hij zijne studien vervorderde. Ook had hij veel omgang met Hans Speeckaart. Van Rome ging hij naar Napels, vervolgde zijne studie onder Kornelis Pijp, huwde en begon zich toe te leggen op het schilderen van altaarstukken, bistorien en portretten, die zoo wel daar als elders zeer genild en getrokken waren; ook vormde hij verscheide leerlingen. Uit Napels keerde hij naar Rome terug, waar hem een groot stuk voor St. Pieter werd besteld. ‘Hieraan wilde hij toonen, wat een Nederlander in de kunst vermogt.’ Hij overleed aldaar in 1602. Tweemaal is hij gebuwd. Zijne tweede vrouw, de weduwe van zijn tweeden meester, Kornelis Pijp, overleefde hem. Hij had zich echter van haar gescheiden en zich met zijne vier kinderen uit het eerste huwelijk en zijn discipelen een tijd lang ‘te Aquila in 't Abruzzo’ opgehouden. Na den dood zijner eerste vrouw, bezocht hij zijne moeder te Brussel en zijn broeder (waarschijnlijk Daniel de Oude) te 's Hage. Van Mander verhaalt, ‘dat hij zoo leergierig was om de anatomie van het menschelijke ligchaam goed te leeren kennen, dat hij met zijne medeleerlingen een lijk van de galg stal, om tot onderzoek te dienen. Zijn vader, over die stoutheid verbaasd, wist dit misdrijf, 't geen Aart er niet in zag, bij zijn vriend, den burgemeester te verbloemen. Salvator Rosa zinspeelde bier op in zijn Satyre op de
schilderkunst. Zijn portret vindt men onder de schilders portretten, met de verzen van D. Lampsonius, waarnaar een kopij door H. Hondius, in klein folio is vervaardigd. Naar dit is de afbeelding bij van Mander.
Zie van Mander; Immerzeel; Kramm.