zijne poezij, en die de moeite neemt zijn Artis poëticae periculum, trigesimum ante annum aetatis suae factum in libro Elegiarum, Silvarum et Epigrammatum, en Rijmproeve in allerleihande stijl en stoffe, beide in 1688 te Gouda uitgegeven, te doorbladeren zal hem waarlijk niet nevens de Franciussen, Broeckhusiussen, Antonidessen en Hoogstratens stellen. Het jubeljaar 1700 gaf den latijnschen en nederduitschen zangers, ruime stof tot dichten.
Hunne Carmina secularia en Eeuwgetijden vormen een bundel. Ook Munckerus kon niet zwijgen. Den 21 Jan. 1700 schonk hij burgemeesteren, wethouders en curatoren eene mythologische allegorische plaat, waarop de Dordsche Maagd met het Pallasbeeldje op de hand, eene vrij duistere verklaring er van, en een Carmen seculare Coronis met den titel:
Festivitas XVII a Salute parta etc. Cal. Jan. repraesentata a Samuele Munckero Gymnasiarcha. Hierbij behoorde: Onderhoud tusschen Philomusus en Philopragmon over Prent en Gedicht van den geleerden en beroemden heer S.M. op 't jubeljaar 1700, na de Geboorte onzes Heilands, als ook omtrent de stigtingen van d'Aloude Bataviesche Moederstad Dordrecht, opgestelt door Dirk Heringa.
Men heeft ook van hem:
Vreedezang aan de Ed. Groot Achtb. Heeren van Dordrecht eerbiedigd toegeëigend door Sam. Munckerus, op den vierdag zijnde den 6 van Slachtmaand des jaars 1697; te Dordrecht anno 1698.
Hij overleed den 1 Oct. 1700.
Zie J. Arntzenii, Orat. de natalit. et increm. Gymnas. Leovard., p. 40; Hoeufft, Parn. Lat. Belg. p. 196; Peerlkamp, de Poëtis Lat. Neerl. p. 441; J.C.G. Boot, Historia Gymnasii Leovard., p. 28, 29, 71; Brouckhusii, Carm. p. 123; Schotel, Kerk. Dordr. D. II. bl. 143; Dez. Illustre school te Dordr. bl. 95, 96, 97; Tydeman, op Bild. Gesch. v.h. Vaderl. D. XIII. St. I. bl. 207, 208; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. I. bl. 245; D. II. bl. 269; J. Engelsma, Volglijst der Predik. onder de cl. van Zevenwoude, bl. 207, 208.