Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk
(1869)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1122]
| |
inschrijven, en bezocht de gehoorzalen der hoogleeraren Suerman en Schroeder van der Kolk. In 1829 verkreeg hij den titel van stads heelkundige en in 1830 dien van stads verloskundige, en gaf privaat-onderwijs, zoowel aan de studenten der hoogeschool als aan jonge lieden, die zich uitsluitend voor de uitoefening voor heel- en verloskunde bestemden. Toen de studenten der Utrechtsche hoogeschool zich als dapperen schaarden onder de banieren van Oranje, stelde zich ook Mulder beschikbaar. Het aanbod werd aangenomen, en hij werd als officier van gezondheid der 3e kl. bij het hospitaal te Utrecht aangesteld, en weldra tot officier van gezondheid der 2e kl. bevorderd. In 1832 verkreeg hij zijn eervol ontslag, en trad in de burgermaatschappij terug, werd in 1834 lid der plaatselijke, en in 1835 der provinciale geneeskundige commissie. Ook werd hem het lidmaatschap van het Prov. Utr. Genootschap, en van het Genootschap voor Genees- en Heelkunde te Amsterdam aangeboden. Na den dood van den jeugdigen hoogleeraar Suerman werd hij tot lector in de heelen vroedkunde, en in het volgende jaar (1842) honoris causa tot doctor in de heel- en vroedkunde, en in 1846 tot buitengewoon hoogleeraar benoemd. Hij aanvaardde den 4 Junij v.d.j. zijn ambt met eene Oratio de conjungendis variis artis medicae partibus, ratione habita studii praxeos et institutionis. Hij overleed den 4 Mei 1847 aan een kwaadaardige typhus. Onder zijn onmiddelijk toezigt verschenen in het Nederduitsch: E.C.J. von Siebold, Handleiding tot de beoefening der werktuigelijke verloskunde. Utr. 1835. Dr. W. Kramer, Raad en waarschuwing omtrent doofheid enz. 1843 (welke beide hij van eene voorrede voorzag). Dieffenbach, Leerboek der operatieve keelkunde 1846. De aanteekeningen en waarnemingen van Rècord, door hem zelven in het Nederduitsch overgebragt, verrijkte hij met eenige nadere opmerkingen. Een zeer nuttig werk volbragt Mulder met het uitgeven van Tabulae arteriarum. Traj. ad Rhen. 1838. Zijn belangrijkste arbeid was zijn Specimen inaugurale de Strabismo ejusque curandi ratione, inprimis per myotomiam ocularem, observationibus probatam. Traj. ad Rhen. 1840, 't welk kort daarnaar door Dr. J.P.T. van der Lith, onder den titel van: Verhandeling over het scheelzien en deszelfs behandeling, vertaald werd uitgegeven. Voorts leverde Mulder nog twee uitvoerige opstellen over misvorming in de Organa Uro-poietica et genitalia, met afbeeldingen, beide in het Nederlandsch Lancet 1845 en 1846.
Zie Levensberigt van den Hoogl. J.A. Mulder, door F.C. Donders, | |
[pagina 1123]
| |
in Utr. Studenten-alm. 1848; Verslag van 't Prov. Utrechts Genoets. 1847. |
|