Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk
(1869)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1113]
| |
27 December 1697 te Franeker geboren, studeerde aldaar onder de beide Vitringa's, Muijs, Alb. Schultens, Bos, Hemsterhuis en Andala, werd in 1720 theol. dr., in 1721 predikant te Heemstede, in 1722 te Voorschoten, in 1730 te Alkmaar, en in 1735 te 's Hage, waar hij den 7 Febr. 1759 overleed. Als latijnsch dichter is hij bekend door zijn Carmen heroïcum de Christi passione, Franeq. 1715 en anderen. Ook vervaardigde hij Nederd. gedichten, die echter niet verzameld zijn uitgegeven. Bekender is hij als godgeleerde, door zijne Exegesis illustris Prophetiae Zach. III:9. Franeq. 1719, onder Andala verdedigd; Dissertatio Theologica de libro Dei Ad. Exod. XXXIII:32, 33. Franeq. 1720, onder Vitringa verdedigd, en Dissertatio Theol. de libro vitae. Franeq. 1720, onder Andela verdedigd. Der Christenen sterke troost tot matiginge van hunne droefheid over het afsterven van hunne geliefde vrienden, weleer uyt I Thess. IV:13, 14 voorgesteld bij gelegenheid van het zalig overlijden zijns vaders (23 Maart 1746). m. portr. Leerrede over 1 Thess. IV:13, 14. 's Hage 1726. Op verzoek van den kerkeraad te 's Hage belastte hij zich met de revisie en correctie van den Bijbel, in 1757 te 's Hage en Middelburg uitgekomen. Hij begon dit werk met zijn vader en voleindigde het met zijn broeder Mr. Hendrik Muilman. Hij huwde Elisabeth, dochter van Albert Seba, bekend door zijn Rerum naturalium thesaurus. De Maatschappij van Ned. Letterk. bezit van hem Carmina, Hagae Comit. 1713. lang 4o. Zie Glasius, Godgel. Ned.; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges. D. II. bl. 114; Schotel, Kerk. Dordr. D. II. bl. 389; Boekzaal 1759 a bl. 242; Paauw en Veeris, Verm. Kerk. Alphab. bl. 77; Abcoude, Naamr. Tweede Aanh. bl. 108; Arrenberg, Naaml. bl. 155; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. I a. bl. 88; Bruin, Kerk. Reg. bl. 65, 144; v. d. Aa, N.B.A.C. Woordenb.; Muller, Cat. v. portr. |
|