| |
[Pierre du Moulin]
MOULIN (Pierre du), of Molinaeus, zoon van Joachim du Moulin en Françoise Gabet, weduwe du Plessis, werd den 18 October 1568 op het kasteel van Buhy geboren. In den Bartholomeus-nacht werd hij, die toen slechts 4 jaren bereikt had, en zijne broeders, door een oude dienstmaagd van zijn vader gered. Na te Sedan en Parijs gestudeerd te hebben, begaf hij zich naar Engeland, waar hij vier jaren de lessen der hoogleeraren te Cambridge bijwoonde.
| |
| |
Van dáár begaf hij zich naar Leyden om Franciscus Junius te hooren. Op reis leed hij schipbreuk, en verloor hij al zijne boeken, 't geen hem aanleiding gaf tot het vervaardigen van een gedicht, Votiva tabella getiteld, waarmede hij den grondslag van zijn toekomenden roem legde. Vier en twintig jaren oud, werd hij hoogleeraar in de wijsbegeerte te Leyden, en opende zijne lessen over het Organon van Aristoteles, die door Grotius werden bijgewoond. Zeven jaren later in 1599, werd hij tot predikant te Charenton beroepen, doch volgde kort daarna de prinses Catherine, als hofprediker, naar Lorraine. Na haar overlijden vatte hij zijne betrekking te Charenton weer op en vervulde ze 21 jaren, schoon hij daar menige vervolging moest doorstaan, en zijn huis tweemaal werd geplunderd, en sloeg het beroep als hoogleeraar te Saumur en (tweemaal) Leyden af. Moulin nam, gelijk de meeste predikanten, geen deel aan de staatkundige twisten onder Hendrik IV en Lodewijk XIII. Slechts éénmaal werd hij (1605) naar eene staatkundige bijeenkomst te Châtellerault afgevaardigd, doch speelde er geen belangrijken rol. Hij liet ook niet van zich spreken op de nationale synode van Gap, en het was eerst op die van Privat, in 1613, dat hij invloed op de vereffening van godsdienstige geschillen begon uit te oefenen. Met de predikanten Louis, La Fayette en te Frauchein belast om de redenen vóór en tegen de doopsbediening bij of zonder de predikatie te bedienen, stelde hij een uitvoerig rapport op, door Aymon, met de Actes du Synode, à l'abrogation de l'article du Synode national de Saint-Maxent, is uitgegeven.
Niemand verlangde meer naar eene vereeniging der verschillende protestantsche kerken dan koning Jacobus, die in 1615 du Moulin uitnoodigde naar Engeland over te komen. Hij werd er met veel eer ontvangen, men schonk hem eene prebende van 2000 livres, en de universiteit van Cambridge gaf hem den titel van doctor. De vrucht dezer reis van drie maanden was een plan van vereeniging, dat Blondel in zijne Actes authentiques heeft opgenomen. ‘On y remarque (schreef Haag) une modération si eloignée du caractère de Moulin, qu'on doit necessairement y reconnaître l'influence du roi Jacques.
De kerken van Frankrijk wenschten du Moulin in 1618 naar de Synode te Dordrecht te zenden, doch Lodewijk XIII verbood hem er zich heen te begeven. Hij vergenoegde zich een memorie in te zenden, waarin hij verklaarde Arminius en zijne leerlingen te verachten. Geen wonder dat de Gomaristen hem een leerstoel te Leyden aanboden. Du Moulin poogde van zijn tijde de Dordtsche Canons in de kerken van Frankrijk in te voeren, en hij liet ze in de daad door de nationale synode van Alais, van welke hij voorzitter was, doch niet zonder hevigen tegenstand, bevestigen. Kort na zijn terugkomst
| |
| |
uit Engeland werd hem te Parijs berigt dat Buckingham een brief, door hem aan den koning van Engeland geschreven, waarin hij hem schreef dat de protestantsche kerken het oog op hem gevestigd hielden, aan Lodewijk XIII had ter hand gesteld. Hij vlood naar Sedan, waar hij door den hertog van Bouillon en de akademie met open armen werd ontvangen en terstond tot hoogleeraar in de godgeleerdheid werd benoemd.
Toen Lodewijk XIII in 1623 zijne toestemming niet wilde geven dat hij naar Parijs mogt wederkeeren, deed hij een tweede reis naar Engeland, op verzoek van koning Jacobus, die hem wilde gebruiken om den kardinaal du Perrin te antwoorden en hem een verblijf en een jaarwedde schonk. Ook werd hij tot leeraar bij de Fransche gemeente te Londen benoemd. Na den dood van Jacobus (1625) keerde hij naar Sedan terug, waar hij op nieuw den koning verzocht naar Parijs te mogen komen. Zijn verzoek, door de synode nationaal van Chartres ondersteund, werd hem toegestaan. Bij het uitbarsten van den oorlog in 1628 verwijderde hij zich, hetzij op bevel van het Gouvernement hetzij uit eigen beweging. Uit een brief, voorkomende in de Mémoires de la Force, blijkt, dat hij in de maand November van dat jaar te 's Hage was. Later keerde hij naar Sedan terug, waar hij 11 Maart 1658, in den ouderdom van 90 jaren stierf.
In hetzelfde jaar gaf een anoniem schrijver in het licht:
Les dernières heures de M. du Moulin, ensemble le recueil de plusieurs vers faits à sa mémoire. Charenton 1658. 4o.
Spanheim noemde hem: ‘Acutissimus et eruditissimus theologus.’ John Bates prijst hem ook zeer ‘mirum (zegt hij) ingenii acumen: severum nonnunguam irâ aut impatentiâ oblustatum. Hij was een onvermoeid kampvechter, niet slechts tegen de Roomsch-Catholijke, zoo als Cayet, Coëffeteau, Cotton, J. Journé, Gondier, du Perrin, la Milletière en anderen; maar ook tegen zijn geloofsgenooten, zoo als Tilenus, Amyraut, Testard, Grotius en anderen.
Hij gaf in het licht:
Elementa Logices. L.B. 1596. 8o.
Dit boekske heeft 13 uitgaven gehad en is in het Fransch overgezet. Paris 1624, in 12o. Sedan 1628. in 8o. Gen. 1631. in 8o., en in 't Engelsch. Lond., 1624. in 8o.
De relatis. L.B. 1597. 4o
De indote et virtute. L.B. 1597. 4o.
Narré de la conférence verbale et par ècrit tenue entre M.M. du Moulin et Cayet, par Archibault Aduire, gentilhomme ècossais 1602. 8o. Gen. 1633. 8o.
Nouvelles briques pour le bastiment de Babel, c'est-à erreurs nouvellement forgez pour establir la grandeur de l'évesque de Rome. La Roch. 1664. 8o. Sedan. 1624. Gen. 1637. 8o.
| |
| |
Accroissement des eaux de Siloë pour èteindre le feu du purgatoire et noier les salisfactions humaines et les indulgences papales. La Roch. 1604. 8o. 1608. 8o. Gen. 1614, 1628, 1631. 8o.
Défeuse de la foy catholique contenue au livre du roy Jacques I contre le réponse de Coëffetau. La Roch. 1604. 8o. Paris. 1612. 8o. Nouv. édit. revue et augm. Gen. 1624, 1631 8o. in 't Eng. vert. Lond. 1610 in fol. in 't Lat. Lond. 1614. 8o.
Tractatus de peregrinationibus, altaribus et sacrificiis Christionorum cum Gregorii Nysseni epistolâ du euntibus Ierosolyma, latinè versa et notis illustrata. Paris 1606. 8o. Hanov. 1607. 8o. Jenae. 1719. 4o.
Trente-deux demandes proposées par le P. Cotton avec les solutions; item soixante quatre demandes proposées en contreéchange. La Roch. 1607. 8o. Lond. 1614 en 1615. 4o. Gen. 1625, 1659. 8o.
Apologie pour la saincte Cène du Seigneur contre la présence corporelle et la transubstantiation; item contre les messes, sans communicans et la communion sous une seule espéce. La Roch. 1607, 1609. 8o. Gen. 1608, 1610, 1660, 8o. in het Hgd. vert. Francf. 1644, in 't Eng. Lond. 1612. 4o.
Les eaux de Siloë pour éteindre le feu du purgatoire et noïer les traditions, les limbes, les satisfactions humaines et les indulgences papales, contre les raisons d'un cordelier portugais dèfendues par troïs écrits intitulés, le 1er le Torrent de feu, le 2e la Fournaise ardente, et le 3e le Feu d'Hélie. La Roch. 1608, 1610, 8o.; Vert. in 't Eng. Oxon. 1642. 8o. Antwoord op de aanvallen tegen l' Accroisement enz.
Véritable narré de la conférence entre les sieurs Du Moulin et Gontier, secondé par Mme la baronne de Salignac 1609. 8o. Gen. P. Anbert, 1635. 8o. Gen. 1660. 8o.
Response aux lettres du sieur Gontier. 1609. 12o. Gen. 1635. 8o.
Theophile ou traitè de l'amour divin. La Roch. 1609. 12o. 1610. 12o., met het volgende. Gen. 1624. 1652, 8o.
Heraclite, ou de la vanité et misère de la vie humaine.
Volgens Aymon 3e edit. 1610. 12o. meermalen te Genève herdrukt, in 't Hoogd. vert. door de prinses van Anhalt in 1617, door Jacobi in 1621, en door Besoldus. Straatsb. 1627. 12o. in het Eng. door Darcy, Lond. 1624 8o. en door l'Estrange, Lond. 1652. 8o.
Anatomie du livre du sieur Coëffetau, intitulé: Refutation des faussetez, contenues en la 2 édition de l'Apologie de la Cène. Sedan. 1610. 8o. Gen. Aubert 1610. 12o. 1625, 1633. 8o.
Lettres à M.M. de l'église romaine 1611. 4o. Vert. in 't Eng. Lond. 1623. 12o.
| |
| |
De l'accomplissement des prophéties où est montré que les prophéties de Saint Paul, de l' Apocalypse et de Daniel touchant les combats de l'Eglise sont accomplies. La Roch. 1642. 4o. Gen. 1612. 8o. Sedan 1624. 8o. Gen. 1634. 8o., in 't Eng. Oxon. 1642. 8o.
Actions de grâces du P. Gontier au R.P. Viseur pour avoir entrepris sa defense contre le sieur Du Moulin et répondu à ses demandes touchant l'antiquité. 1612. 8o.
Copie de la lettre écrite contre Tilenus, aux ministres de France. Paris 1613. 8o.
De monarchia temporali pontificis Romani liber, quo imperatoris, regum et principum jura adv. usurpatores papae defenduntur. Lond. 1614. 8o. (Gen.) 1644. 8o. Francof. 1716. 8o.
Défense de la confession des églises reformées de France par les quatre ministres de Charenton, Montigny, Durand, Du Moulin et Mestrezat, contre les accusations du sieur Arnoux Jésuite. Char. 1617. 8o. Gen. 1625. 8o. Oxon. 1620. 4o. met een
Sermon sur Rom. I:16, prêché à Greenwich par Du Moulin en présence du roi Jacques.
De la juste providence de Dieu, traité auquel est examiné un écrit du sieur Arnoux par lequel il prétend prouver que Calvin fait Dieu auteur du péché. La Roch. 1617. 8o. herdrukt met le Sainct réveil spirituel en La Copie d'une lettre à un sien ami en Hollande. Gen. 1624. 8o. Gen. 1632, P. Aubert, 8o. Gen. 1659. 8o.
De la toute-puissance de Dieu et de sa volonté, traité auquel est exposé comment la toute-puissance de Dieu et sa volonté doivent régler notre foy au point du saint Sacrement. La Roch. 1617. 9o.
Fuites et evasions du sieur Arnoux Jésuite. Charent. 1618. 8o.
Véritable narré de la conférence tenue entre les sieurs du Moulin et de Raconis. La Roch. 1618. 8o. Gen. P. Aubert. 1637. 8o.
Bouclier de la foy, ou défense de la confession de foy des églises réformées du royaume de France contre les objections du sieur Arnoux Jésuite. Char. 1618. 8o. Sedan 1622. 8o. Gen. 1630, 1670, 8o. Paris 1846. 8o. in 't Hgd. Kleef 1620. Basel 1628.
De la vocalion des pasteurs. Sedan. 1618. 8o., Nouv. edit. rev. et corr. Sedan 1618. 12o. Gen. 1631, 1672. 8o. in 't Hgd. Franckf. 1619.
Anatome arminianismi, seu enucleatio controversiarum, quae in Belgio agitur, super doctrina de providentia, de praedestinatione, de morte Christi, de natura et gratia et de conversione. L.B. 1619. 4o. in 't Eng. Lond. 1620. 4o.
Conseil fidèle et salutaire sur les mariages entre personnes de contraire religion. Charent. 1619. 12o.
| |
| |
Des traditions et de la perfection et suffisance de l' Ecriture Sainte. Sedan 1621. 12o. 1631. 8o. In 't Eng. Lond. 1632. 8o.
Suite du Juge des controverses. Sedan 1630. 8o.
Theses Theologicae de naturâ Ecclesiae. Sedan 1624. 4o.
Lettre escrite à un de son troupeau, sur la calamité présente. 1621. 8o. Gen. 1637. 12o., achter Nouvelles briques etc.
Prière et meditalion de l'ame fidelle sur l'affliction présente de l'Eglise ensemble les prières de matin et de soir. Sedan 1622. 12o.
Mogelijk hetzelfde werk met
Saintes prières plus divines traités. Gen. 1624. 24o.
Du combat Chrestien ou des afflictions à MM. de l'Eglise reformés de Paris. Sedan 1622. 12o., 4o edit. revue et augm. Gen. 1632. 8o., revue et augm. Quevilly, 1671. 18o., in 't Eng. Lond. 1636. 2 vol. 8o.
De ecclesiae visililis dignitate. Sedan 1622. 4o.
De notis verae ecclesiae. Sedan 1622. 4o.
Theses theologicae de peccato mortali et veniali. Sedan 1622. 4o.
De obidientiâ et potestate, nec non de voto obedientiae monasticae. Sedan 1623. 4o.
Ode dedié à la mémoire de feu mll. le duc de Bouillon. Sedan 1623. 4o.
Réponse à quatre demandes faites par un gestilhomme du Poitou. Sedan 1623. 8o. Gen. 1624, 1633. 8o.
Sermon sur Daniel IX:1-9. Sedan 1623. 16o.
Elementa philosophicae moralis. In 't Fr. door Moulin zelven vert. Sedan 1621. 12o. Rouen 1629. 12o. Gen. 1627. 12o. Gen. 1627. 8o. Paris 1634. 12o.
Sermons sur quelques textes de l'écriture sainte. Gen. 1625, 1636. 8o.
De cognitione Dei tractatus. L.B. 1625. 24o. 1629. 16o. Vert. in 't Fr. Charent. 1625. 16o. Ook door Simon Goulart, 1637. 12o. In 't Hgd. door Jacobi. Leipz. 1694.
Familière instruction pour consoler les malades. Gen. 1628. 8o. 1636. 8o.
Nouveauté la papisme opposée à l'antiquité du vray Christianisme. Sedan 1627. fol. Gen. 1627. 2 vol. 4o., 1633. 4o. Vert. in 't Hgd. door Stutzing, Wesel 1632, en in 't Eng. Lond. 1662. fol. De uitg. van 1633 is de beste.
L'anti-barbare ou du langage étrange et incognue tant ès prières des particuliers qu'au service public. Sedan 1629. 8o. Gen. 1629. 8o. Vert. in 't Eng. Lond. 1630. 8o.
Oratio de laudibus theologiae. Sedan 1622. 12o.
Thesium theologicarum de peccato originali pars terlià, in quâ disseritur quo pacto peccatum originale transeat ad posteros, nec non de poenâ originalis peccati etc. Sedan 1629. 4o.
| |
| |
Enodatio gravissimarum quaestionum de providentiâ Dei, statu innocentiae, peccato originali, libero arbitrio, praedestinatione et perseveratione electorum. L.B. 1632. 8o.
Lettre a M. de Balzac. Gen. 1633. 12o. 1637. 8o. met den brief van Balzac.
Réponse à la lettre de M. de Balzac. 1633. 8o. Gen. 1637. 8o.
Iconomachus, seu de imaginibus et earum cultu. Sedan 1635. 8o.
Lettre à M. de la Milletière. Sedan 1635. 12o. met de brieven van Rivet en de la Milletière.
Jugement sur le livre du sieur de la Milletière. 1636. 12o.
Anatomie de la Messe ou est montré, par l'Escriture-Sainte et par les tesmoignages de l'ancienne Eglise, que la Messe est contraire à la Parole de Dieu. Gen. 1636 2 vol. 8o. Gen. 1638. 8o. Leyde, Elzevir, 1638 12o. Vert. in 't Lat. door Louis du Moulin. L.B. 1637. 8o.
Hyperaspistes seu defensor veritatis adv. calumnias et opprobria ingesta in veram religionem a Sylvestro Petrâsanctâ jesuilâ. Gen. 1636. 8o.
Oppositions de la parole de Dieu, avec la doctrine de l'Eglise romaine. Gen. 1637. 8o.
Collection of some romish tenets contrary to the word of God. Lond. 1640. 4o., door Watt aangehaald.
Seconde lettre à M. de la Milletière. Sedan 1638. 8o.
Lettres au Synode d'Alençon, en 1637, touchant les livres d'Amyraut et Testard, ou examen de leur doctrine. Amst. 1638. 12o.
Deuxième partie de l'Anatomie de la Messe, contenant la messe en franç. et en latin, avec un commentaire, ou sont décrites les diverses espèces de Messes, avec les mystères et cérémonies et origine de chaque pièce de la Messe. Sedan 1639. 12o. Vert. in 't Eng. Lond. 1644. 2o. De beide deelen vereenigd 5e edit. Charent. 1647. 8o. Gen. 1655. 8o.
Vates seu de praecognitione futurorum et de bonis malisque prophetis, lib. IV. L.B. 1640. 8o. 2o edit. augm. d'un livre. Gorinch. 1672. 8o.
Justification contre les impostures de Léonard le Maire, dit Limbourg. Charent. 1640. 8o. Gen. 1659. 8o.
Strigel adversus (H. Grotii) commentationem ad loca quaedam N.T. de antichristo. Amst. 1640. 8o.
Dit boek, door Barbier verkeerdelijk aan den zoon van du Moulin toegeschreven, verscheen onder den pseudoniem van Hippolytes Frouton Caracotta.
Le Capucin, traité auquel est descrite l'origine des Capucins et leurs voeux, règles et disciplines examinées. Sedan 1641. 8o. Gen. 1641. 8o. In 't Hgd. vert. Bazel 1642. Deze satyre, door beulshanden verbrand, is zeer zeldzaam.
Réponse au livre du Cardinal Du Perron, intitulé: Replique à la réponse de Jacques I, roy de Bretagne. Gen. 1641. 8o.
| |
| |
Trois sermons faits en présence des pères Capucins, sur Rom. XII:1 et Matth. XVIII:15-17. Charent. 1641. 8o. Gen. 1641. 8o.
Méditation pour se préparer à la sainte Cène. Charent. 1643. 12o. Item edit. augm. Charent. 1655. 8o.
Dix décades de sermons. Gen. 1645-1654. 10 vol. 8o.
Elementa Logicae, Physicorum et Ethicorum. Amst. 1645. 8o. In 't Fr. vert. Gen. 1660. 8o.
Eclaircissement des controverses salmuriennes ou défense de la doctrine des églises reformées. Leyd. 1648. 8o. Gen. 1649. 8o.
Judicium P. Molinaei de Mosis Amiraldi libro adv. Spanheimium, seu pro Dei miscericordia et sapientia et justitia apologiae lib. III. Rot. 1649. 8o.
La vie et la réligion de deux bons Papes, Leon I et Grègoire I, où est montré que la doctrine et réligion de ces pontifes tant célèbres est contraire à la réligion romaine de ce temps. Sedan 1650. 8o. Gen. 1659. 8o.
De poenitentiá et clavibus liber. Sedan 1652. 8o.
Sermon sur Rom. VIII:15. Sedan 1661. 8o.
Exhortation faite à ses enfans peu de temps avant sa mort. Charent. 1651. 8o. in 't Hgd. Zurich 1663. 12o.
Sermons sur divers textes. Gen. 1661. 8o.
Méditation sur la grande maladie qu'il eut les années 1625, 1626. Sedan 1662. 8o.
Réponse à Samuel Langle (de l'Angle), ou est contenue la doctrine de M. Amyrault (zonder jaar of plaats).
Nog worden hem toegeschreven:
Meditationes in Ps. CXXIII adv. J. Perronium, episc. Eburoniensem (volgens Meursius geschreven gedurende zijn verblijf te Leyden).
Dialogues rustiques pour ceux qui sont dans des pays éloignés de la prédication de la parole de Dieu. Charent. 1627. 8o. Rotterd. 1711. 8o.
Lettres de rèconciliation à M. Amyraut.
Examen du livre du R.P.L. Joseph de Morlais, capucin.
Testament d'une mère a son fils à naître.
Lettre à M. Drelincourt sur l'imposture découverte du prétendu ministre Villeneuve.
Distiques de Caton en vers latins, grecs et franc., suivis des quatrains de Pibrac, en prose grecque par du Moulin, le tout avec des trad. interlineaires, par Boulard Paris an II. 8o.
Aymon schrijft hem het Journal du Capucins toe, doch dit is van Clouet. Ancillon noemt hem den schrijver van l'Anticotton, doch men is het vrij eens, dat César de Plaix, sieur de l'Ormoye, advocaat van het parlement te Parijs, er de autheur van is.
Jöcher vergist zich door du Moulin de verhandeling de
| |
| |
fide justificante toe te schrijven, waarvan zijn zoon de autheur is. Haag twijfelt of hij ook wel de schrijver zou zijn van l'Appellation d' Angleterre en der verhandelingen de ultimis temporibus contra Bellarminum en Du vray amour, consistant en aumone et charité. Haag vermeldt nog andere geschriften van hem op de artikels Bouju, Bourguignon, Cappel, Dreincourt.
Brieven van M. berusten in het Britsche Museum (mss. Burney, Vol. 369-371). In Bulletin de la sociéte du Prot. Franç. komt voor:
Lettre inédite de P.M. à André Rivet (1621) et de Balsace etc.
In het Nederd. werden vertaald:
Nieuwigheid des Pausdoms. Utrecht 1658. 2 d. 4o.
Vreede der ziele. Amst. 1723-1740.
Tien stigtelijke predicatien. Amst. 1657. 8o.
Overdenkingen en Gebeeden. Amst. 1726. 8o.
Schat des geloofs. Delft 1670. 8o.
Toetssteen der bezwaarden conscientie. Amst. 8o.
Bijtend zout op den Slekkenhoorn der Jesuiten. Dordr. 1650. 8o.
Onderwijzinge van 't Sacrament des H. Avondmaals. Arnh. 1609. 8o.
Van de ijdelheid des menschelijken levens. Leyd. 1710. 8o.
Verscheidene aandagtige Godzalige tractaten. Amst. 1622. 12o.
Tegen de onbekende taal. 12o.
Afgrond van Gods Barmhartigheid. Utr. 1607. 12o.
Van de Christelijke strijd en van de kennisse Gods. 'sGravenh. 1667. 12o.
Merg des Nieuwen Verbonds. 4o.
Seekere weg tot saligheid. 4o.
Ontleeding der misse. Amst. 1659. 8o.
Van de vrije wille. 8o.
Balsem Gileads. 8o.
Overdenkingen of gebeeden op elken dag van de week. Amst. 1694. 12o.
Raad voor een ongelijk huwelijk. 12o.
Kort begrip der reeden-konst. 12o.
Waare wijsheid die van boven is, over Jacobus III:13 en 14. 12o.
Troost der zieke zielen, of weg des Hemels. Amst. 1670. 12o.
Drie sermoenen of predicatien gedaan in tegenwoordigheid der vaderen Capucijnen. Hoorn 1650. 12o.
Geestelijke Leydsman. 12o.
De schat der liefde Gods. 1644. 12o.
Noodzakelijkheid des gebedts. 12o.
Den Capucyn, zijnde een tractaet, in 't welcke den oirspronck van de Capucynen, ende haerlieder beloften, regels en disciplines beschreven en geexamineerd worden. Rott. Ao. 1654.
Sleutel des Hemels. 12o.
Nieuwejaars geschenk. 12o.
| |
| |
Goddelyke Aanspraak in 't klaaghuis tot troost der zieke zielen op den weg des Hemels. Amst. 1682. 12o. m. kap. pl.
Verhandeling van de vreede der ziele, ende vergenoeging des geestes; mitsgaders overdenkingen en gebeden op elken dag van de weeken. Neffens eene voorbereiding tot het H. Avondmaal, in 't Nederd. overgezet door H. Dullaert. Amst. 1680. De laatste druk verbet. Amst. 1700. 8o. ‘een overkostelijk gerigt voor vrome zielen.’
De Dict. de la Noblesse, en Toustain-Frontebose, schrijver eene genealogie van de familie Toustain, door de vrouwen aan die der Moulins verbonden, meldt, dat P.d.M. in 1599 huwde met Marie de Colignon, en dat hij, als weduwnaar, in 1623 hertrouwde met Sara de Geslay, dochter van Louis de Geslay en Martha de Bussy. Zijn tweede vrouw schonk hem een zoon, Daniel, die zich in Bretagne vestigde, zich de heerlijkheid van Brossay, bij Vannes aanschafte, en gedurende vele jaren gouverneur van het kasteel Josselin was. In 1672 huwde hij Esther Uzille, dochter van Jan, heer van Kervelher, die hem verscheidene kinderen schonk, o.a. Pierre Daniel en Etienne. Hij ging, bij de herroeping van het edict van Nantes, tot de R.K. kerk over.
Uit zijn eerste huwelijk zijn drie kinderen bekend, Pierre, Louis en Cyrus.
Cyrus werd te Parijs geboren, studeerde te Leyden, en werd in 1637 predikant te Châteaudun. Hij gaf een paar werken in het licht. Zijne dochter Susanna huwde Basnage. Pierre werd in 1660 geboren, studeerde te Sedan en te Leyden, vertrok van daar naar Engeland, waar hij zijne studien voortzette, werd gouverneur van Richard Boyle en diens broeder, keerde naar Holland terug, promoveerde er tot doctor in de godgeleerdheid, keerde wederom naar Engeland, en vestigde zich, schoon kort, in het graafschap Cork, in Ierland. Vervolgens werd hij predikant te Oxford, werd door de universiteiten van Oxford en Cambridge tot doctor benoemd. In 1660 benoemde hem Karel II tot hofkapellaan en prebendarius van Canterbury, waar hij 20 Oct. 1684 overleed.
Haag geeft een lijst zijner schriften.
Zie Vitae select. aliquot virorum, qui doctrinâ, dignitate aut pietate inclaruerunt, p. 697-716; Alma Acad. Leid.; Meursii, Ath. Bat. p. 175; Ill. Acad. Leyd. icones, p. 44; Pope Blount, Cens. p. 958, 959; Anti-Molinaeus; Morhofius, Polyh. Litt. VI. C. IV. § 17; p. 545, 546; Crenii, Animadv. Philol. P. I. p. 70, 71; P. II. p. 55; P. VIII. p. 130 seq. P. XIII. p. 115; J. Fabricii, Hist. Bibl. P. III. p. 394, 395; Freheri, Theatr. P. I. Sect. III. p. 401, 402; Gottl. Kranzius, ad Conrinqium Saec. XVII. C. I. p. 191; Cat. Bibl. Bunav. T. I. V. II. p. 1448; B.G. Struvii, Bibl. libr. rar. Theca II. ap. 239, 288; Imagines Boissard. P. VI, T. XVIII; Saxe, Onom. T. IV. p. 179; Anal. p. 582; Bibl.
| |
| |
Brem. Cl. V. p. 337, 338; Recit des dernieres heures de P.d.M. Sedan 1658. 8o. Gen. 1666. 12o.; Legende dorée de P.d.M. contenant l'histoire de sa vie et de ses écrits, Paris 1641. 8o. (une diatribe très virulente dont l'auteur est resté inconnu); Haag, La France Protest. vv.; Ancillon, Mélang. Biogr. Univ. Nouv. biogr. génér. Le Protest. No. 4, 5, 7, 10; Bibl. rais. T. XIII. p. 372; Cat. de la Bibl. Wal. à Leide, 1e supplem. p. 36, 2e supplem. p. 49; P.d.M. oder Molinaei Vaters und Sohnes, auserlesene zur Andacht und Erbauung dienliche geistreiche Schriften, sämtlich aus denen originalen ins Teutsche grösten theils zum ersten mahle, theils aber auffs neue mit möglichster Accuratesse übersetzt, auch mit nöthigen Anmerkungen, ausführlichen Register, und glaubwürdiger Lebensbeschreibung derer beyder Herren du Moulin versehen von M. Joh. Daniel Jacobi. Leipz. 1721. 4o. Baur, Handwb.; Jöcher; Rotermund; Brandt, Hist. d. Ref. D. II. (Reg.); Siegenbeek, Gesch. d. Leyds. Hooges. D. I. bl. 91, 114, 115; D. II. bl. 78, 79; Schotel, Floris I en II van Pallant, bl. 141; Glasius, Godgel. Ned.; Rabus, Boekz. v. Europa 1694, bl. 171; 1700, bl. 545; Cat. v. Godgel. boeken van F.
Muller, bl. 96; Abcoude, Naaml. v. boek.; Aanh. 3e Aanh. Arrenberg, Naamr. bl. 364, 365; Cat. de Crane, p. 30, 35; Cat. J. van Voorst, T. I. p. 142, 148, 203; Niceron, T. XXXIII; Moreri; Kok; Hoogstraten; Woordenb. der Zamenl.; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.; A.M. à Schurman, Opuscula, p. 277; Muller, Bibl. v. Pamfl. D. I. bl. 166, 167, 171, 172, 176. |
|