Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk

[Gerardus Moringus]

MORINGUS, MORNICK of MORINCK (Gerardus), werd in het laatst der 15^e eeuw te Bommel geboren. Hij bekwam in 1513, onder 154 mededingers de eerste plaats aan de hoogeschool te Leuven, zich op de godgeleerdheid toeleggende, verkreeg hij den graad van licentiaat en daarna leeraarde hij deze wetenschap eerst in de abdij van St. Geertruid te Leuven, en later in die van St. Truien, in het land van Luik. Hij is ook kanunuik en pastoor in laatstgenoemde stad geweest, in welke hij in 1556 overleed. Moringus heeft verscheidene werken, zoo over de godgeleerdheid als geschiedenis nagelaten.

Foppens geeft de volgende op:

Oratio panegyrica de paupertate ecclesiastica. Lovan. 1528.

Oratio in laudem temperantiae et vituperium intemperantiae. Antv. 1530.

Commentarius in Ecclesiastem. Antv. 1538.

Vita S. Augustini. Antv. 1533.

Vita S. Trudonis, Liberii etc. Lovan. 1540.

[p. 1057]

Vita Hadriani VI. Lovan. 1536.

Men schrijft hem nog drie handschriften toe:

Vitae S. Antonii et Gubertii.

Praecepta vitae honestae.

Chronicon Trudonense.

Zie Sweertii, Ath. Belg., p. 215; Val. Andreas, Bibl. Belg., p. 872; Foppens, Bibl. Belg., T. I. p. 168; Catal. primor. Lovan. 22. Mech. 1824; Beschrijv. v. Bommel, bl. 87; van Gils, Cath. Meyer, Memorib, bl. 252; van Gils en Coppens, Bisdom van 's Bosch, D. III. bl. 16.