avum creatione. Reeds in de eerste dagen van zijn professoraat was hem eershalve de graad van doctor der wijsbegeerte verleend. In 1721 raakte hij in onmin met de verzorgers der hoogeschool, die hij zelfs bij de Staten aanklaagde, meenende dat zij hem grootelijks verongelijkt hadden door trage betaling der voor den Hortus besteden gelden, door onthoudene verhooging van inkomen en door onderscheidene, niet vervulde beloften. Hij werd door de Staten in het ongelijke gesteld. Tegen het einde van zijn leven verliep zijne school. Hij overleed den 23 Junij 1724, ruim 75 jaren oud.
Hij gaf in het licht, behalve de genoemde verhandelingen:
Cogitationum de instauratione Medicinae, ad sanitatis tutelam, morbos proflangandos nec non vitam prorogandam Libri III. Amst. 1695, 8o.
Veris oeconomiae animalis, seu potius humanae, principiis innixae Pathologiae cerebri delineatio practica, in quâ morborum soperosorum per notas characteristicas distinctorum, nec non spasmorum accuratior distributio traditur. Amst. 1704, 4o.
Praeloquiam, quum in theatro anatom. novo Acad. quae est Harderovici corpus virile cultello anat. subjiceret. Ibid. 1715, 4o.
Diss. priv. de partu numeroso Lansdunensi resp. D. de Paitz. Ibid. 1716.
Instituti Med. compendium. Amst. 1720.
De genuino sensu quarti praecepti Decalogi in Bibl. Brem. Cl. VII. p. 381-422.
Zie Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges., D. II. bl. 63 volgg.; Gedenkboek van Gron.; Bibl. à Roy, T. I. p. 173, 261, 468, T. III. p. 1130; Bibl. Emtinck. T. II. p. 180; Rabus. Boekz. v. Europa, 1695, II. bl. 420; Sewel, Tweemaand. Uittreksel, 1704, D. I. bl. 422; Boekzaal, 1706 a, 551; Kobus en de Rivecourt; Glasius, Godgel. Nederl.