gaan, doch de dood van den bankier deed hem van dit plan afzien. Hij verliet Rome den 10 Maart 1610, bezocht Loretto, vervolgens Padua, Verona en Trente en kwam den 13 Junij te Rijssel terug, waar hij zijn notaris-ambt niet meer bekleedde, maar schoolmeester werd. Hij leefde nog in 1614 toen hij het volgende werk uitgaf:
Mémoires et observations remarquables d'épitaphes, tombeaux, colosses, obèlisques, histoires, arcs triomphaux, oraisons, dictiers, et inscriptions, tunt antiques, que modernes, veues et annotèes en plusieurs villes et endroits, tant du Royaume de France, Duché et Comtè de Bourgogne, Savoye, Piedmont, que d'Italie et d'Allemayne .... Avec une briefve description des lieux d'aspect et inspection oculaire, sans y avoir esté aydé de quelque lecture cosmographique, ny d'autre: qui peut servir de guide et grande addresse à tous voyageurs èsdits quartiers. Lille 1612, 12o. Uit eene elegie door Martin Trezel, med. dr., ter zijner eere gemaakt, en achter dit werkje gevoegd, blijkt dat Monnier nog verscheiden andere werken in poezij heeft geschreven, en een poeta non vulgaris moet zijn geweest.
Zie Paquot, Mém. T. I. p. 296; Foppens, Bibl. Belg. T. II. p. 993.