[Jan Hendrik Baron Mollerus]
MOLLERUS (Jan Hendrik Baron), zoon van den vorige, in 1750 te 's Hage geboren, werd in 1784 tot Secretaris van den Raad van State benoemd, en bleef tot aan de omwenteling van 1795 werkzaam in dien post. Zoo groot was de lof, dien hij zich in de waarneming daarvan had verworven, dat de toenmalige bestuurders van den Staat hem dezelfde waardigheid bij het committé aanboden, 't welk den vroegeren Raad van State vervangen had; doch zijne gehechtheid aan het Stadhouderlijk huis was te sterk dan dat hij dit aanbod zou aanvaard hebben. Hij bleef derhalve buiten openbare bediening tot het jaar 1802, toen de schikkingen, bij den vrede van Amiens getroffen en de gematigde beginselen, door de toenmalige regering gevolgd, hem veroorloofden op nieuw zijne dienst aan het vaderland te wijden. Nu bekleedde hij, achtereenvolgens den post van Secretaris van het Provinciaal bestuur van Holland en van Lid van den Aziatischen Raad. Koning Lodewijk benoemde hem tot Staatsraad, daarna tot minister van Binnenlandsche Zaken en laatstelijk van Eeredienst. Ook onder de Fransche overheersching bleef hij werkzaam, eerst als Lid van het Wetgevend Ligchaam voor het Departement der Monden van de Maas, later als Directeur-Gencraal van Bruggen en Wegen, in welken post, hem geheel vreemd, hij zich weldra de noodige kundigheden verwierf en aan zijn vaderland gewigtige diensten bewees. Willem I toonde Mollerus verdiensten op prijs te stellen door hem, onder den titel van Commissaris-Generaal, bet departement van oorlog op te dragen. Hij verkreeg echter nog binnen het jaar, op zijn herhaald verzoek, van deze waardigheid een eervol ontslag, werd tegelijk tot Staatsraad benoemd, en was, in die hoedanigheid, ook lid der commissie, belast met het vervaardigen van een ontwerp van Staatsregeling voor het Koningrijk der Nederlanden. Na de aftreding van G.K. van Hogendorp, als vice president van den
Staatsraad, in 1816, werd hij met die belangrijke waardigheid bekleed en bleef haar tot zijn overlijden met grooten lof en zeldzame kracht van geheugen in zoo hoog geklommen ouderdom, waarnemen. Hij overleed 22 Junij 1834. Hij was o.a. kommandeur en later grootkruis der orde van den Nederl. Leeuw en Lid van de Maats. der Ned. Letterk. Zijn gelaat zag, in steendruk, bij Houtman te Utrecht, het licht.
Zie Galérie Hist. der Contemporains, T. VII. p. 113 suiv.; Nouv. Biogr. génér.; Siegenbeek in Handel. d. Jaarl. Vergad. der Maatsch. v. Ned. Letterk. 1835; Cour de L. Napoleon p. 394; 's Gravenhaagsche Staatsalmanak 1834; Ypey en Dermout, Gesch. d. Ned. Herv. Kerk, D. IV. Aant. 59, (324), 372, 376; C.W. Pape, Leven en Werken van J.D. Janssen, 's Bosch 1855; Kobus en de Rivecourt.